Van elf uur vanochtend tot vier uur vanmiddag heb ik liggend op de bank een boek gelezen. Af en toe viel ik heel even in slaap. Gedurende een kwartier heb ik iets gegeten, een boterham en een stuk chocola. Ik at werktuigelijk, omdat ik het boek niet kon verlaten. Dat ik tijdens het lezen af en toe even in slaap viel kwam niet omdat ik slaap had maar omdat ik me in het boek zo thuis voelde.
Ogenschijnlijk gaat het boek over een jongetje, later een jonge volwassene, die leeft in de schaduw van wat er gebeurd is in Chili sinds het aantreden van Pinochet tot nu. Maar voor mij is dat gegeven slechts een situering, een decor. Ik heb de afgelopen uren in het hoofd van iemand geleefd. Een echt iemand, een bedacht iemand, echte vriendinnen, bedachte vriendinnen, ze zijn niet uit elkaar te houden, echt gebeurd, gedroomd, alles is homogeen. Ik leefde in het hoofd van een groot verteller, iemand die je iets toevertrouwt dat hij aan niemand anders zal vertellen.
Het boek is oorspronkelijk in het Spaans geschreven maar geen moment had ik het gevoel een vertaald boek te lezen, zoals me te vaak overkomt. Het Nederlands is zo natuurlijk dat ik af en toe me geen rekenschap gaf of ik in het Nederlands of het Spaans dacht terwijl ik rondliep in Maipú.
‘Manieren om naar huis terug te keren’, van Alejandro Zambra, prachtig vertaald door Luc de Rooy, een van de schatgravers van Uitgeverij Karaat.