Boeken: van het een het ander

Het is bij mij thuis net zo’n levendige boel als in een longhouse in Borneo. Ik heb inwonende vrienden. Ze wonen in lange rijen naast elkaar. Die vrienden zijn bij me ingetrokken door tips, nieuwsgierigheid en het toeval. ‘Toeval? Iets valt je toe. Le beau Hasard. Dat Franse woord komt van een Arabisch woord voor dobbelsteen’, zei de schrijver F.C. Terborgh. Van het een kwam het ander.

Ziehier een voorbeeld van  een van  de vele vriendenkettingen die mijn boekenkasten  zijn komen bevolken. Een zoon  attendeert me op De omweg naar Santiago van Cees Nooteboom. Dat boek boeit me zo, dat we langs zijn plekjes in Castilla en León gaan zwerven. Voordat we vertrekken, ga ik mijn Spaans verversen bij de vrouwen van Molinos de Viento in Amsterdam. Een Uruguayaanse laat me hardop korte verhalen van Borges lezen. Liefde op het eerste gezicht voor blinde Borges. Terug uit Spanje lees ik Nootebooms Rituelen en daarin stuit ik op Duizend Kraanvogels van Yasunari Kawabata. In de ban van allebei. Ik lees alles van sensei Nooteboom en blijf hem volgen.Vervolgens alles van sensei Kawabata en van een paar andere Japanners. In mijn hoofd door Nippon reizend kom ik Robert van Gulik tegen. Dus lees ik al zijn boeken, rechter Tie incluis. Toevallig ziet een andere zoon bij een antiquaar een boekje van F.C.Terborgh liggen. Hij bladert, het intrigeert hem, hij koopt het. Hij vindt dat ik het ook moet lezen. Dat boekje heeft tot gevolg dat ik FCT’s hele oeuvre lees. Door een gelukkig toeval krijg ik de kans om zijn persoonlijke mnemotechnische aantekeningen van 1932 tot 1948 in manuscript te ontcijferen. Wat een kriebelschrift, quelle patte de mouche. Hoezo Frans?

Diezelfde zoon gaat naar Frankrijk en trouwt met een Française. Hij verwerft zelfs de Franse nationaliteit. Er wonen nu 450 Fransen bij mij in. Van de weeromstuit luistert mijn vrouw de hele dag naar France Inter. Antèr, zegt ze. An met neusklank. Dan trouwt mijn andere zoon, die van Nooteboom, met een Italiaanse. Blijf me volgen. Zij regelt dat we een paar dagen in Venetië verblijven.We gaan per vaporetto naar het  kerkhofeiland  San Michele, want ik wil graag de dichter Joseph Brodsky bezoeken. Doolhof. We volgen pijltjes richting Russisch- Orthodox, Strawinsky en Diaghilev. Die plek blijkt aan de andere kant van het eiland te liggen. Ter plaatse is het graf van Joseph Brodsky moeilijk te vinden. Een jonge vrouw, een meisje nog, zoekt het ook. Ze komt er helemaal voor uit México. Zij wil er over gaan schrijven. Ik spreek Spaans met haar. Nu zijn er ook twee Mexicaanse vrienden komen inwonen  en er wordt dagelijks Kahlua gedronken. ‘Hoe komt dat nu weer?’ Luister. Het verhaal over de zoektocht van dat meisje staat als eerste essay in haar debuut, Papeles Falsos (Sextopiso, 2010). Zij heet Valeria Luiselli (1983). Ik denk dat ze de wereld gaat veroveren. In 2011 kwam ze uit met een roman, Los Ingrávidos (De gewichtslozen). Meteen gelezen. Prachtig en verbluffend. Op 15 september komt Papeles Falsos in Nederland uit onder de titel Valse papieren, bij Uitgeverij Karaat, voorwoord van Cees Nooteboom. Los Ingrávidos is in het Engels vertaald onder de titel Faces in the Crowd (Granta Books, mei 2012). Super. Bestellen!

Joseph Brodsky rust tevens dicht bij mij thuis. In TUMBAS van Cees Nooteboom met foto’s van Simone Sassen. Prachtig boek over graven van dichters en schrijvers. Daarin ziet u Joseph liggen onder twee verschillende gedenktekens. Bij het plaatsen van het eerste was iemand zijn identiteit vergeten. Het werd spoedig vervangen. Shalom Brodsky, ik kom vanmiddag weer bij je langs. Even bijkomen. Van al die vrienden. Van France Inter, van de radio. Ik denk dat ik een Mexicaanse hond ga kopen. Weet iemand nog wat dat is, een Mexicaanse hond?

Eenvoud


Yuan Dynastie, circa 1300

Mijn vriend Ken is dood. Hij had kind noch kraai. Vijfentachtig. Waarvan we elkaar vijfenveertig jaar kenden.Ik zag hem voor het eerst aan de evenaar. Verstokte vrijgezel. Voor zijn afleiding verzamelde hij. Chinees porcelein. Soms mocht ik een stuk van hem kopen. Dat ging niet vanzelf. Als een jaloerse minnaar hield hij het verborgen. In een rozenhouten kastje met een chinees slotje. Hij deed het geheimzinnig open. Hij gaf het stuk in de hand. Ik keek. Ik bevoelde, want dat moet. Dan ging het weer achter slot. Dit ritueel herhaalde zich gedurende maanden. Soms werden mijn smeekbeden verhoord. Als ging het om het afstaan van een orgaan. Dat kostte me dan vijfhonderd gulden. Zijn potjes waren ouder dan Ming. Ze moesten worden beloond naar evenredigheid met hun uithoudingsvermogen.

Veertig jaar geleden nam hij ontslag uit zijn vaste betrekking. Hij verhuisde naar de duurste plek bij Londen. Om zijn cottage en zijn beboste acre à contant te kunnen financieren, verkocht hij één enkele pot. Ik moet toegeven, het was zijn allermooiste. Vanuit zijn cottage bediende hij Sotheby’s en Christie’s. Belangrijke musea. Rijke verzamelaars. In plaatsen zoals Honolulu, San Francisco en Boston. In veilinggidsen herkende ik soms een van zijn potten. Onder de aanduiding ‘The Property of a Gentleman’.

Hij is altijd eenvoudig gebleven. We belden elke maand. In de goedkope uren. Een belangrijke  aankoop beschreef hij vertrouwelijk. In termen die ik begreep. ‘Mohammedan Blue. Hui hui ch’ing. Orange peel glaze. Zo mooi als een fake. 350.000,00 US Dollars.’ Maar dat laatste zei hij niet.

Hij zei: ‘driehonderd vijftig joe es’.

Door zijn eenvoud behield ik het overzicht.

 

Kleine boekenzaken zijn de sigaar

Het gaat niet goed met de middenstand. Supermarkten en kledingzaken uitgezonderd, want men besteedt nog steeds geld aan eten en uiterlijk. Op de drukste dag van de week, de Zondag, zien de straten rond mijn huis zwart van mensen met grote tassen. Het verloop is goed te zien in mijn buurt. Vertrouwde winkels sluiten. De genadeklap is meestal de huur. Die slaat zomaar op met minstens vijftig procent. Ik vernam zelfs een geval van honderd procent. Van de ene op de andere dag. De zaak moet sluiten. Er komt een kledingzaak voor in de plaats.

Vooral boekenzaken zijn de sigaar. Rondom mij, in het centrum van Den Haag, zijn de laatste zeven jaar vijf gerenommeerde boekenzaken vooral altijd gesloten. Dat waren de laatste overlevers want vroeger waren er veel meer. Eigenaars en personeel waren gepassioneerde lezers die je van deskundig advies konden dienen. Er is nu alleen nog een boekenwarenhuis waar niemand iets weet. Behalve het tellen van 1 tot 10, hetgeen op witte bordjes te zien is. Bril is niet nodig. Die bordjes staan op een lange tafel met stapels ingenaaid papier. Wat zich in de kasten langs de wand verbergt is alleen te doorgronden per computer. Als je aan een levend wezen iets vraagt wat met een boek te maken heeft komt er steevast een weervraag: ‘wat is het ISBN nummer?’  Pas trad ik het warenhuis binnen. In de verte zat een auteur uit eigen werk voor te lezen. Zij kon zich moeilijk verstaanbaar maken want het cijferlezende publiek liep luid pratend om de tafel heen, waaraan zich slechts vijf aanhangers bevonden. Ik kende de auteur niet van gezicht dus ik vroeg aan een personeelslid wie zij was. ‘Weet ik ook niet meneer’, kreeg ik tot antwoord en daar bleef het bij.

Triest. Vooral als men bedenkt dat in 1954 bij het 150-jarig bestaan van de bloeiende plaatselijke boekhandelaars-vereeniging lezingen werden gegeven door  beroemdheden. Arnold Toynbee. Albert Camus, die zich door dit bezoek aan Nederland liet inspireren tot de situering van zijn roman La Chute. Hij sprak deze boekhandelaars toe met als onderwerp L’Artiste et son Temps. Over zijn ruzie met  de kring van Sartre. Dat was andere koek dan het nummeren van de hype of the day.

Wat beter loopt dan ooit is de verkoop van sigaren. Vooral de exclusieve havannas. In de winkel waar ik mijn Franse kranten koop maak ik het allemaal mee. Heren gaan een geheimzinnig klimaatkamertje binnen. Komen terug met de voorraad voor de komende paar weken. Mooie kisten, die ze dankbaar op de toonbank zetten om er met liefde een fortuin voor te betalen. Upmann Royal Robusto. Cohiba Lanceros. Cuaba Diademas. Met op de zijkant van elke kist een vrolijke uitroep: ROKEN IS DODELIJK!

Om die lezers onder jullie op te monteren die van Count Basie houden en groot werden met het idee dat roken gezond en rustgevend is en dat het roken van Cubaanse sigaren tot effectief leiderschap leidt, neem ik je even naar de Board Room, naar de goede oude tijd toen De Baas nog niet gehinderd werd door overleg met boekhouders of ondernemingsraden. Geluid aan!

Francofielen

‘Aujourd’hui, maman est morte’ zei de galeriehouder toen ik voor het eerst bij hem naar binnen stapte. ‘Ou peut-être hier, je ne sais pas’, vervolgde ik moeiteloos. Zo’n snelkoppeling maak je niet vaak mee tussen vreemdelingen in eigen land, zelfs niet in het centrum van het internationale Den Haag. Ik had net mijn Monde des Livres gekocht bij de sigarenzaak in de Heulstraat en was bezig nog even een wandeling te maken door het Noordeinde, toen mij in een vitrine een prachtige litho affiche gewaar werd van een vroege Kees van Dongen tentoonstelling.

‘Dit was een van mijn trucs toen ik nog in Frankrijk woonde,’ zei de houder. ‘Ik had daar jarenlang een reclamebureau. De Fransen denken dat de beschaafde wereld ophoudt bij de Maas, ten Noorden waarvan Bataven wonen in dampige moerassen. Ik zei die openingszin van Camus bij eerste kennismaking met een klant. Voor de juiste toonzetting. Even duidelijk maken dat ik verder ben geweest dan Gouda. Overigens, bij het zien van uw krant dacht ik dat u Frans was.’

Blijkbaar is mijn Frans niet accentloos. ‘Liefde voor hun literatuur,’ zei ik.

‘Gouda is een van de enige drie Nederlandse  plaatsnamen die ze kennen,’ ging hij verder. ‘Kaas. Ze noemen ons het land van de drie kazen. Zelf hebben ze er vijfhonderd. Voelt u hem? Ook ik houd van hun literatuur, maar hai wat zijn die lui arrogant. Ik heb mijn zaak daar goed verkocht en ben hier met affiches begonnen.’

Op een tafeltje prijkte  een opengeslagen uitgave van de Recherche van Proust, geïllustreerd door Kees van Dongen. In drie delen, 77 illustraties.

‘Eens in de maand ga ik met de Thalys naar Parijs,’ zei hij. Oude affiches kopen, in de veiling bij Drouot. Goed dejeuneren. Maar ik zorg dat ik dezelfde avond thuis ben.’ Ik heb de drie delen gekocht. Op het terrasje aan de overkant dronken we een glas wijn, op de goede afloop. Zoals Fransen doen, na een mooie aanschaf.