Het ei X, feuilleton

Het doet mij genoegen om u te kunnen laten delen in de kennisname van een onlangs teruggevonden manuscript van de vergeten surrealistische schrijver Albert Waterhondt.

De terugvinder was de schrijver zelf, zo deelde hij mij mede, nadat hij had aangebeld zonder hiertoe te zijn uitgenodigd.

“Vergeten, maar nog niet dood! Pak aan en neem kennis van mijn ovulaire omzwervingen”, zei hij toen hij me bij de deur het manuscript in handen gaf. Hij voegde daaraan toe: “Ik heb mij dikwerf afgevraagd: is er wel leven vóór de dood?”

Na het uitspreken van deze voor mij nogal verwarrende woorden, maakte hij rechtsomkeert, zonder te willen binnentreden voor een kopje koffie.

Wordt vervolgd !

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (1)

Door Albert Waterhondt

1933. Crisistijd. Hitler was net aan de macht gekomen. Muiterij brak uit op het Nederlandse pantserschip “De Zeven Provinciën”. Alom heerste angst  voor socialisten en communisten. De Anti-Revolutionnaire Partij deed zijn naam eer aan en boekte grote verkiezingswinst. Dit werd in gereformeerde kringen  tot diep in de nacht  gevierd met sterke drank en een gepaste mate van ongeremd gedrag. Met alle gevolgen vandien. Waaronder het ontstaan van een zeker mannelijk embryo.

Dit bewuste embryo vond dat een inbreuk op zijn vrijheid. Hij had onmiddellijk een nostalgisch verlangen naar de tijd dat hij nog een onzijdig ei was, het ei X.  Toen alle mogelijkheden nog open lagen. Achtentwintig jaar lang had het ei X rustig liggen slapen temidden van honderdduizenden andere eieren. In collectief onbewustzijn. In een soort huls. Wachtende  op iemand die het nog nooit gezien had. De wacht was lang doch zonder complicaties. De eieren waren zich van niets bewust. Huls en al, waren ze ooit voortgekomen uit een ander ei. Dat op zijn beurt was voortgekomen uit een voorafgaande huls. Enzoterug enzoterug. Als je even de moeite neemt om dit door te denken, dan zie je dat dit proces zich van ei tot ei  herhaald moet hebben sinds het begin van de schepping. Van moeder tot moeder. Droste effect. Blooker, zo je wilt.

Het toeval, de maan, iets chemisch, of hogerhand, zeg maar het toeval, bepaalde dat een gering aantal  van deze honderdduizenden eieren moest rijpen. En wat volgt er op rijpen? Juist. Het verval. Deze eieren vervielen.  Ze werden toevallig losgelaten en ze vielen. Er zijn medici die beweren dat zo’n ei springt maar dat is onzin. Springen wil je. Vallen overkomt je. Je hebt geen keus. Het valt je toe.

Het onbewuste ei X kwam tijdens de val terecht in een tegenstroom van onbekende indringers. Een botsing met een van hen was niet te vermijden. De indringer, een zekere Y, bleef in het ei steken en bracht een eigenaardig gevoel teweeg, zoiets als jeuk. Onthoud dit goed, jeuk. Het ei X was niet langer onbewust. Het werd een bewust embryo ofschoon het daarom niet gevraagd had. Het ei werd hij. Het had ook zij kunnen worden. Het heeft waarschijnlijk niet veel gescheeld. Maar daarover later.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (2)

Door Albert Waterhondt.

Pas later is meer bekend geworden over de indringer Y. Tijdens de fatale nacht werd dit frohe Tierchen gelanceerd door een gemankeerd revolutionair van nog geen dertig jaar oud. Ooit was hij vrijdenker en communist. Een hoogbegaafde jonge man. Uitblinkend in  drie wiskundes en vijf vreemde talen. Tekenaar, gouachist, filosoof, maakte hij reeds voor zijn twintigste linoleumsnedes van de koppen van Goethe en Nietsche. Toen sloeg het noodlot toe. Hij kwam in de ban van een gevaarlijke vrouw. Haar vader had in 1918 op het Malieveld meegeholpen om de koets van de koningin uit te spannen, tijdens een contrademonstratie tegen de revolutie van Troelstra. Om haar trad hij toe tot het geloof der mannenbroeders. Van het een komt het ander. Hij heeft de gevolgen ervan levenslang ondergaan. Toen na enige getrouwde jaren zijn vrije aard als een moerasgas opborrelde speelde hij met de goede gedachte om goud te gaan zoeken in Alaska. Hij raakte daardoor de kluts kwijt en moest van de psychiater een paar maanden gaan bijkomen op zee, in de buurt van Doggersbank. Aldaar vond hij de kluts terug.

Hij zette de consulten voort en moest uiteindelijk, tot grote opluchting van zijn vrouw, van de zielknijper aanhoren: ‘U bent een huismus’. Niets aan te doen. Emigratieplannen van de baan. Hij ging reizen in het hoofd. De rest van het lijf op nul. Dahdit, ditditdah, ditdahditdit. Hij werd radioamateur voor  de rest van zijn leven. Met behulp van razendsnelle Morseseinen praatte hij met de hele wereld, tot in Japan toe. Met een koptelefoon op en met de hand aan de seinsleutel, uit de losse pols, vaak met een glimlach. Zijn vrouw wist niet met wie en waarover hij praatte. Hij voelde zich met zijn zender een vrije vogel. Hij was dus een vroege voorvlieger van de huidige internet surfers.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (3)

Door Albert Waterhondt.

Langzaam groeide het embryo dat uit het ei X was onstaan. Het onderging een gedaanteverwisseling. Het werd een homunculus met alles erop en eraan. Hij zat ergens aan vast maar toch kon hij prettig zwemmen en buitelen. Op den duur was voor buitelen echter steeds minder ruimte beschikbaar. Zo bleek hem al vroeg: hoe ouder hoe onvrijer.

Wat hij zich later uit die tijd voornamelijk zou herinneren waren  de geluiden die hem bereikten door het water. Een continu gebons, basso ostinato, soms langzaam soms snel. Hij zou daar een goed gevoel voor ritme aan overhouden. Ook hoorde hij in het water mooie muziek. Er Ruist langs de Wolken. Johannes de Heer. De Kleppermars. Jacob Hamel. Dit leidde ertoe dat hij later gek was op de opera Carmen. Hij hoorde ook stampen en hijgen, maar dat beseft hij pas later toen hij dat geluid opnieuw hoorde en herkende. Alles gebeurde namelijk twee hoog achter, geen lift.

Op een dag overkwam hem iets verschrikkelijks. Hij werd ruw gedwongen het water te verlaten. Dat ging gepaard met enge geluiden. Hem zou later meermaals onder de neus gewreven worden dat hij tevoorschijn was gekomen met een erg groot hoofd. Alsof hij dat kon helpen.

De aanblik van schoenneuzen is zijn vroegste visuele herinnering. In afwezigheid van zijn moeder was hij van de commode gevallen. Zijn hoofd kwam onder de commode terecht maar kon er niet meer onder vandaan. De commode moest worden opgetild. Aan dat alles had hij niets kunnen doen.  Toch trok hij het zich altoos persoonlijk aan wanneer zijn moeder dit verhaal herhaalde. Later, toen hij ook moeders van andere kinderen aardig begon te vinden, zou zij hem een te groot hart verwijten. Dit kwam bij hem even onprettig over als de obligate klacht over zijn te grote hoofd. Het is goed om dit nu al te onderstrepen.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (4)

Door Albert Waterhondt

Hij werd een heel braaf jongetje. Zijn moeder kleedde hem aan als Little Lord Fauntleroy, inclusief fluweel en kanten kraag. Zij borstelde altoos zijn lokken. Totdat  ze bij de kruidenier complimenten kreeg over haar schattige dochtertje. De lokken gingen eraf en voortaan moest zijn steile haar altijd kort en hoog geknipt worden. Op het gelovige Katwijkse strand zocht hij braaf schelpjes en huilde als een jongetje op zijn vlieger ging zitten. Een heel normale jongen in calvinistische kringen. Het zal dus niet verbazen dat hij al na een enkele dag openbare kleuterschool, geheel doorgebracht onder een tafeltje, voorgoed van die school werd gehaald. Zijn moeder ving hem goed op door hem permanent thuis te houden alwaar ze hem alle hoofdletters  leerde uit het gereformeerde dagblad De Standaard. Hij legde ze met stokjes uit op de grond, zoals altijd luisterend naar de Johannes de Heer en de Kleppermars. Zo gaf ze hem een vliegende start op de lagere school Met Den Bijbel. Hij behaalde mooie cijfers in de eerste klas. Zijn  hoogste cijfers waren die voor verzuimen. Een keer zelfs 86 dagen in één kwartaal. Iemand van nu zou kunnen denken dat die een groter aantal beliepen dan  het aantal beschikbare  schooldagen. Toch klopt het, want in die tijd ging men ook op zaterdag naar school.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (5)


Door Albert Waterhondt

De oorlogstijd herinnerde hij  zich later als de meest vreedzame van zijn leven. Vanuit de klas op de tweede verdieping van zijn Haagse school zag hij snorrende  V1’s en gierende V2’s over de duinen in engelse richting vertrekken. Er vielen prachtige zilveren stroken uit de lucht. De meesten vielen in het Sperrgebiet, het mijnenveld tussen het westen van de stad en de duinen, waarvoor  hij veel huizen en het Rode Kruis Ziekenhuis had zien afbreken. In zijn bed lag hij uren lang in het donker te luisteren naar het rustgevende gebrom van vliegtuigen die naar Duitsland vlogen en twee uur later stotterend weer terug kwamen. Het geluid ack ack ack en het gieren van de jagers. Tussen het gebrom en ge-ack door hoorde hij soms de zware basstem van zijn vader, met pianobegeleiding van zijn moeder. “Wer Reitet so spät durch Nacht und Wind?”. Zijn ouders konden kennelijk Schubert noch de Duitse taal met Adolf Hitler rijmen. Op het laatst zong zijn vader zo laag dat de ruiten trilden, lager en lager: “Das Kind war Tod”. Dan werd hij heel verdrietig.

Soms  kwamen er bij zijn ouders vrolijke kennissen op bezoek. Dit vermeld ik hier speciaal omdat het na de oorlog nooit meer is voorgekomen. Zingen bij de piano. Toneelstukjes opvoeren. Peter Pech. Kaarslicht, olielampjes, tulpenbollen. Hij was daar nooit bij aanwezig maar luisterde ernaar in zijn bed. Dat klonk zo gezellig. Hij las en hij las en hij las. Ook overdag in bed, want hij was erg vaak ziek. In korte tijd had hij de verzamelde werken gelezen van én Karl May én Havank. Dat gaf hem een voorsprong op zijn leeftijdsgenoten. Hij was ontroostbaar bij Winnetou’s Dood. Hij werd daarom weer ziek. Zijn moeder verzorgde hem met geklutste eitjes, overhoorde zijn huiswerk en gaf hem aanwijzingen over taalgebruik. Geen wieletje maar wieltje. Vooral vieze woorden mocht je nooit zeggen en je moest altijd met twee woorden spreken. Hij was stapeldol op haar en deed alles wat ze zei.

Dat dit niet goed kon blijven gaan, zal de lezer inmiddels duidelijk zijn.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (6)

Door Albert Waterhondt

Op een morgen werd er aan de deur gebeld. Hij deed open en daar stond een heel jonge Duitse soldaat. Behangen met Schmeisser en handgranaten. De soldaat keek  enigszins verlegen uit zijn ogen. “Ist der Papa da, bitte?”, vroeg hij beleefd en gaf hem een papier in de hand. Daar stond iets boven dat hij dacht dat rijmde met knevel. Nee, Pappa was niet thuis. Zijn moeder kwam er even bijstaan en zei hetzelfde. Toen is de soldaat maar weer weggegaan. Vanaf die dag kwam de Protos stofzuiger tot zijn recht. Het apparaat stond naast het bed van zijn ouders en wanneer bij een razzia in zijn stratenblok de stroom werd aangeschakeld, begon het apparaat te loeien en was zijn vader er meteen van door. Later zou hij horen dat die dan een schuilplaats onder een grote berg toiletpotten indook, in het magazijn van een naburige groothandel in sanitair. Het was allemaal zo spannend. Er gebeurde tenminste wat.

Er lag een berg aardappelen in een kast en die werden blauw en kregen hele lange wortels. In de keuken stond een klein rond plaatstalen pannetje op poten en dat heette een Majo kachel. Die werd gestookt met stukjes teer die hij met andere jongetjes  elke dag uit het middenpad van een laan haalde, aan de rand van het mijnenveld. Toen de mensen uit de daar leegstaande huizen alle deuren en ramen en uiteindelijk ook de vloeren en balken sloopten, mocht hij er van zijn ouders niet meer in de buurt komen.

Toen werd hij naar een oude dorpsverpleegster, een ongetrouwde tante van zijn vader, in Friesland gebracht. De eerste andere vrouw in zijn leven. Toch begreep hij niet waarom hij bij haar nooit ziek was. Na vier maanden zag hij bij haar de Canadezen aankomen en stond paf toen onder gejuich haar vooroorlogse auto opgegraven werd van onder de werkvloer in de dorpssmidse. De oorlog was voorbij en al snel kende hij het Friese volkslied uit zijn hoofd. Toen moest hij terug naar zijn moeder. Dat was even wennen.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (7)

Door Albert Waterhondt

Aanpassen vreet energie. Nauwelijks terug van het vrije dus gezonde half jaar in Friesland, moest hij zich niet alleen aan zijn moeder gewennen, maar ook zich voorbereiden op het toelatingsexamen van de middelbare school. In het holst van de morgen ging hij al naar school om zich met zogenaamde Toetsnaalden bezig te houden. Hij slaagde voor het examen, maar gedurende het hele  eerste kwartaal op zijn nieuwe school was hij ziek. Hij werd er doorheen gesleept door zijn moeder die hem zijn Latijn overhoorde.

Nog tijdens zijn veertiende levensjaar moest hij uiterlijk om halfnegen naar bed. Hij deed dat gehoorzaam maar luisterde stiekem in het donker naar spannende hoorspelen, zoals die over Paul Vlaanderen. Met een oud radiootje met honingraatspoelen, op de ombouw van zijn opklapbed. Voetstappen knerpten door het grind. ‘Ina, kindje…’, ‘Oh… Paul…’.

Op een donkere avond deed zijn vader een inval. Het was zijn eerste ervaring met een onregelmatige hartslag. Tijdens het Zesde van de Tien Kleine Negertjes van Agatha Christie had hij hem niet horen aankomen.  Hij schrok zich haast dood en was vervolgens de radio kwijt. Voorafgaand aan die radioluisterperiode was hij ‘s ochtends altijd helder van hoofd wakker geworden. Daarna is dat nooit meer voorgekomen. Jaren lang heeft hij gedacht dat het de straf van God was, omdat hij zo stiekem was geweest.

Ondanks het feit dat de oorlog afgelopen was, speelde hij nooit buiten en thuis kwamen geen leeftijdgenoten op bezoek. Die waren volgens zijn moeder een bron van besmetting, hetzij met een ziekte, hetzij met een ander  geloof of alle twee. De voor zijn moeder ergst denkbare besmetting was die met Roomsen. Die infectie moest ten koste van alles worden vermeden. Want die mensen aanbaden beelden.

De herinnering aan zijn tijd als Ei X begon langzaam naar boven te siepelen. Een vage nostalgie naar zijn vroegere vrijheid gloorde. Dus, toen op een avond de concierge hem op school, op telefonisch verzoek van zijn moeder, uit de zaal kwam roepen  tijdens het spannende voorlaatste bedrijf van een toneelstuk (het was immers al later dan eenentwintig uur dertig), ontstond er in zijn binnenste opeens een explosieve situatie. De maat was vol.

De aandachtige lezer weet inmiddels al sinds aflevering één dat hij reeds als ovocyt gezegend was met een uitzonderlijk goed geheugen. Ik voeg daar aan toe dat zich dat geheugen na de geboorte niet alleen in zijn hersencellen bleek te bevinden maar ook in alle andere cellen van zijn lichaam. Van top tot teen. Niet voor niets was hij altijd ziek als hem iets niet beviel.

Een groot tumult verspreidde zich door hoofd en lijf. Zijn ongewilde val als ovocyt tijdens het geluid van antirevolutionair feestgewoel,  persistente geluiden van morseseinen, het geklaag over zijn te grote hoofd, Fauntleroy’s kraag, snorrende V1’s, gierende V2’s, sputterende overvliegende bommenwerpers en ack-ack-ack, Wer reitet so spät durch nacht und Wind, das Kind war tot,  der Winnetou auch tot, dat alles draaide in hem rond.

Toen gebeurde het wonder. Plotseling moest hij denken aan de bevrijding door de Canadezen en aan zijn geweldige oud-tante. Aan de enige paar maanden van vrijheid die hij in zijn leven gekend had. Nooit was hij toen ziek.

Hij kreeg eindelijk door wat er aan de hand was. Een gevoel van opluchting maakte zich van hem meester. Het begon bij hem te jeuken. Het gevoel kende hij al, dat weet u uit aflevering één.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (8)

Door Albert Waterhondt

De hormonen gingen loeien. Elke avond ging hij slapen met romantische gedachten over een zwartharig meisje. Theorie, want hij had nog nooit een meisje van dichtbij gezien. Laat staan zwartharig. Het wezen van de vrouw was hem vreemd. Hij had geen zussen, geen tantes. Alleen het droombeeld van zijn ongetrouwd gebleven oud-tante. Met meisjes spelen mocht hij niet. Als muze voor de anima bewustwording moest hij het dus doen met zijn moeder. Hij begon haar dus beter te observeren, om daarna langzaam en aarzelend in te zien dat ze keihard en onverbiddelijk was. Zij was de heerseres thuis, vooral over zijn vader. Erger nog, zij kleedde zich altijd onzichtbaar aan en uit. Als het koud was zittend achter het wasrekje bij de kachel in de woonkamer, nadat hem dringend gevraagd was de andere kant uit te kijken. Hij was dus volstrekt niet op de hoogte van de buitenkant van het vrouwelijk lichaam. Theoretisch wist hij een pietsje want hij  was een nieuwsgierige jongen en had wel eens wat gezien in het menskundeboek van Kahn of in winkels waar ze tijdschriften met witte wikkels verkochten.

Door zijn steeds frequenter wordende dromen stond het voor hem vast als een paal boven water, dat een meisje aardig vinden zeer zondig is. Op catechisatie was hem immers steeds met de paplepel toegediend:

Vraag  8 : Maar zijn wij alzo verdorven, dat wij ganselijk onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad?

Antwoord 8 : Ja wij, tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden

Heidelbergse catechismus, Zondag  3

Deze catechisatie pap werd hem spoedig te gortig. Een keer geboren altijd geboren. Er mocht dan nog zo mooi orgel gespeeld worden in de kerk, hij wilde er niet meer naar toe. Een God in mensengedaante was voor hem niet te rijmen met het monotheisme. Onbevlekt ontvangen al helemaal niet. Een mens is opgestaan uit den dood en ten hemelgevaren? Het kon er bij hem niet in. Een goed mens, een indrukwekkende dissidente rabbijn en Nazoreeër was die Jezus, dacht hij, maar daar waren er wel meer van in die tijd. Hij ging er over in discussie met de dominee maar die zei hem dat alleen diegenen die voorbestemd waren gered zouden worden. Pech gehad, hij hoorde dus niet tot die happy few, dat was reeds gepredestineerd voordat hij een ovocyt was. Als gevolg van de catechisatie nam hij voorgoed afscheid van het christelijke geloof en liet het voortaan bij de vijf boeken van Mozes, de Prediker en uiteraard het Hooglied. De laatste restjes schuldgevoelens hierover verdwenen toen hem met de jaren duidelijk werd welke misdaden in de wereld waren gepleegd met het Nieuwe Testament in de hand.

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Het ei X (9)

Korte tijd later correspondeerde hij met een zwartharig Amerikaans meisje van zijn leeftijd. Hij had haar toevallig ontmoet in de stad. Zij stuurde hem boeken die ze gelezen had. Other Voices Other Rooms van Truman Capote. Hij las die stemmen maar hoorde ze niet.

Het schrijven met haar was spannend. Hij liet haar brieven en pakjes Poste Restante komen. Zijn meestal tevergeefse gang naar het oude postgebouw met hoge eikenhouten ramen en loketten was een belevenis. Het gaf hem een onvervuld verlangen dat hem nooit meer zou verlaten. Zijn brieven stuurde hij c/o American Express, Paris. Zoals Hemingway, had ze hem toevertrouwd. Zij ging daar regelmatig haar post ophalen, want ze doorkruiste een paar jaar Europa, met haar steenrijke grootmoeder. Ook stuurde zij hem The Summing Up van Somerset Maugham. Maar bij hem viel er niets op te sommen. Dat had ze gauw door. Hij vernam niets meer van haar. Zij zou zijn leven veranderd kunnen hebben, want ze was erfgename van de Pepsi Cola familie.

Het werd tijd voor de studiekeuze. Zijn vader sprak over de wederopbouw van zijn land en besliste dat de toekomst voor hem lag in de techniek. Techniek? Zijn land?  Daarin was hij reeds sinds zijn geboorte een vreemdeling. Alleen in zijn dagdromen voelde hij zich thuis. Hij dacht aan het va-et-vient in de American Express op de Champs-Élysées en besloot om Frans te gaan studeren. Tot definitieve ontzetting in het ouderlijk huis. Hij werd de deur uitgezet.

Hij zou ze nooit meer terugzien. Het ei X was wedergeboren, bekwaam tot alle goed en ganselijk geneigd tot enig kwaad.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel