M&M&M : La Melba, la Madeleine et la Montagne.

‘Proust was een neuroscientist’ heet een boek dat ik heb verslonden. Het koekje van Proust staat op de voorkant. Jonah Lehrer, onderzoeksneuroloog, laat zien dat artiesten vroeger instinctief hebben ontdekt hoe onze hersens en neuronen functioneren. Lang voordat de wetenschap zich hiermee ging bemoeien. Van acht voorbeelden spraken de volgende mij het meeste aan.

De beroemde kok Auguste Escoffier (1846-1935) die intuïtief onderzoek deed naar de smaak en daarmee baanbrekende recepten creëerde. Hij ging systematisch op zoek naar de vijfde smaak, door het trekken van bouillons. Tot dan dacht men dat de tong slechts vier smaken herkent: zout, zoet, zuur en bitter. Hij presteerde het om die smaak aan te tonen en te maken alhoewel hij het niet chemisch kon isoleren en synthetiseren. Ongeveer tegelijkertijd zochten Japanners naar hetzelfde langs een andere weg en vonden zoals Escoffier al dacht, dat op de tong afzonderlijke receptoren zitten voor wat zou gaan heten: L-glutamaat. De Japanners noemen het Umami, ‘plezierige smaak’.

De schrijver Marcel Proust (1871-1922) die ons voortoverde dat hij zijn immense geheugen onverwacht activeerde door een koekje, de legendarisch geworden Madeleine, in de lindebloesemthee te dopen. Hetgeen hem bracht tot het bouwen van zijn kathedraal van 4000 paginas, À la recherche du Temps Perdu. Waarin hij ook laat zien hoe het geheugen ons kan bedriegen.

De schilder Paul Cezanne (1839-1906) die zich verdiepte in hoe men ziet en experimenteerde met kleuren, kwaststreken en vlakken. Kijk op Google naar de meer dan 25 schilderijen die hij maakte van Mont Sainte Victoire in de Provence, je kan ze allemaal naast elkaar zien op Images. Wat gebeurt er tussen het netvlies en de hersens? Zien is subjectief.

Het boek geeft kleurrijk en smaakvol veel ‘food for thought’. Proust zou het intrigerend gevonden hebben. In het laatste deel van de Recherche, Le Temps Retrouvé, blikt hij terug naar het ontstaan van zijn kathedraal. Hij verwijst naar Chateaubriand, die meer dan honderd jaar eerder een soortgelijke ervaring had tijdens het beluisteren van een zanglijster in zijn park. Het gezang nam René C. mee terug in de tijd en deed hem besluiten om zijn Mémoires d’Outre-Tombe te schrijven. Zijn monument, ook 4000 pagina’s, is nog steeds zeer de moeite waard . Elk vogeltje zingt zoals…, een koekje van….

De Nederlandse vertaling heet: ‘Proust was een neuroloog’. Op bol.com las ik een nurkse recensie van een Nederlandse neuroloog/psychiater. Hij wijst het boek af met dédain maar vindt het toch boeiend. Laat u niet afleiden. Wedden dat de man nog nooit de vijfde smaak of een Pêche Melba heeft onderkend, dat hij de Recherche niet heeft gelezen en dat hij meer van dammen dan van schilderen houdt? Niet erg. Smaken verschillen. Ik doe nu zelf research en heb ontdekt dat ik een begaafd intuïtief neuroloog ben. U hoort nog van mij.

Wist u dat, in de goede oude tijd van de analoge televisie, men bij Philips Research met behulp van proefpersonen  heeft ontdekt dat een mooier geluid van een TV toestel de kijker het gevoel geeft van een mooier beeld? Logisch, dat is bij vrouwen ook zo. Zoiets begrijp ik nou instinctief.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Een oproep aan moedige uitgevers

Uitgevers! Wie van jullie begint er een ‘Kleine Franse Bibliotheek’? In aansluiting op mijn voorgaande blog ‘Smakelijk gekeken en gelezen’ is hier een dozijn titels van tijdloze Franse boeken die het verdienen om alsnog vertaald te worden. Het zijn oude favorieten waar ik het eerst aan denk, quelques-uns de mes coups de coeur. Dus de keus is heel persoonlijk. Om te controleren of er van deze boeken Nederlandse vertalingen zijn, had ik alleen het internet ter mijner beschikking. Dus het zou kunnen dat sommige ervan ooit zijn vertaald. Onderstaande boeken worden in Frankrijk nog steeds verkocht, van de meeste is een film gemaakt.

In alfabetische volgorde:

1947 Marcel Aymé: Le Vin de Paris

1943 René Barjavel: Ravage

1919 Pierre Benoît: L’Atlantide

1959 Antoine Blondin: Un Singe en hiver (zie foto)

1956 André Dhôtel: Le Pays où l’on arrive jamais

1935 Luc Dietrich: Le Bonheur des tristes

1973 Romain Gary: Les Enchanteurs

1911 André Gide: Isabelle

1919 André Gide: La Symphonie Pastorale

1948 Hervé Bazin: Vipère au poing

1950 Hervé Bazin: La mort du petit cheval

1965 Albertine Sarrazin: L’Astragale

In de komende maanden ga ik korte impressies over deze voor mij bijzondere boeken schrijven. Bijvoorbeeld, een boek als Ravage is actueel. Het is een indringend science-fictie-achtig boek dat een toekomst (2052) in Frankrijk en elders beschrijft waarin alles volautomatisch functioneert. Dan valt de stroom uit en blijft uit…

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Smakelijk gekeken en gelezen

Le Vin de Paris, van Marcel Aymé. Een bundel pakkende, vaak hilarische verhalen uit 1947. Ik noem er een paar. La bonne peinture. Het smakelijke schilderij. Vlak na de oorlog, wanneer alles nog op de bon is, kijkt een uitgehongerde man naar een schilderij in een etalage en voelt zich opkikkeren. Na een uur kijken voelt hij zelfs dat hij uitstekend gedineerd heeft. Hij komt dagelijks terug. Het blijkt dat de artiest de bijzondere gave heeft om voedzame schilderijen te maken. Men hoeft er maar naar te kijken en men heeft gegeten en gedronken. De galeriehouder krijgt het door, ziet er brood in, na een tijdje breidt hij de business uit, sjieke schilderij-kijk diners worden georganiseerd. Uiteindelijk gaat de regering zich er mee bemoeien en wordt er een ministerie van voedzame-schilderij -productie opgericht.

Een ander verhaal uit dit boek, La Grâce,  gaat over een man die in de ogen van de Heer zoveel genade heeft dat hij van Hem een permanent aureool rond zijn hoofd heeft gekregen. De man vindt het genant, hij experimenteert met hoeden om niet op te vallen. Geen succes, de mensen blijven zijn lichtende aureool zien. Dan gaat hij zondigen om het aureool kwijt te raken. Eerst kleine vergrijpen, dan zwaardere, op den duur stort hij zich op de lichte vrouwen, maar tevergeefs, hij blijft genade vinden in de ogen van de Allerhoogste.

Van het beklemmende en komische verhaal La Traversée de Paris, de tocht door Parijs, is een beroemde film gemaakt, met Jean Gabin, Bourvil en Louis de Funès. Twee mannen slepen zich in 1942 van de ene naar de andere kant van Parijs met een geslacht varken in een koffer.

Het is jammer dat le Vin de Paris nooit in het Nederlands is vertaald. Hetzelfde geldt voor zoveel andere legendarische Franse boeken uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Uitgevers zien er geen brood in, vertalen is duur. Sommige bijzondere Franse boekjes die wel vertaald zijn worden niet herdrukt. Al die boeken komen in Frankrijk nog steeds uit, dus er is nog steeds interesse voor bij de generaties van nu.

Exercices de Style, van Raymond Quéneau. Een jonge man staat op het achterbalcon van een Parijse autobus. Hij heeft een zeer lange nek. Rond zijn hoed geen band maar een veter. Mensen stappen uit. De man irriteert de persoon naast hem door op zijn voet te gaan staan. Ruzie. Een kwartier later wordt de jonge man gezien bij het station Saint-Lazare, samen met een vriend, waartegen hij zegt dat hij een extra knoop aan zijn regenjas moet naaien. Hij wijst precies aan waar. Een zot verhaaltje van een pagina.

Waarom is dat boek zo bijzonder? Omdat Queneau het verhaaltje negenennegentig keer vertelt, steeds in een andere stijl. In de vorm van metaforen, op verraste toon, op de wijze van een droom, aarzelend, beledigend, in alle mogelijke werkwoordstijden, in deftige taal, in vulgaire taal, met tussenwerpsels, met uitroeptekens, Javaans accent, Italiaans accent en ga zo maar door. Een kostelijk boek. Zeer leerzaam ook, mocht u uw stijl willen oefenen, zij het in het Nederlands of in het Frans. Dit juweel is ooit in het Nederlands vertaald door Rudy Kousbroek. Het heet “Stijloefeningen’. Zijn vertaling is niet meer te vinden op de tweedehands markt. Waarom wordt het niet herdrukt? Ik ging op zoek via internet en vond dat het gebruikt wordt door Louise Cornelis bij haar schrijfcursussen. Ik las dat het misschien voor de cursus herdrukt zal worden en wellicht ‘uitgebreid’. Een loffelijk initiatief, alhoewel ik vind dat het boek van Queneau moet blijven. Eventuele extra’s los bij te voegen voor cursisten.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Alejandro Zambra heeft me iets toevertrouwd

Van elf uur vanochtend tot vier uur vanmiddag heb ik liggend op de bank een boek gelezen. Af en toe viel ik heel even  in slaap. Gedurende een kwartier heb ik iets gegeten, een boterham en een stuk chocola. Ik at werktuigelijk, omdat ik het boek niet kon verlaten. Dat ik tijdens het lezen af en toe even in slaap viel kwam niet omdat ik slaap had maar omdat ik me in het boek zo thuis voelde.

Ogenschijnlijk gaat het boek over een jongetje, later een jonge volwassene, die leeft in de schaduw van wat er gebeurd is in Chili sinds het aantreden van Pinochet tot nu. Maar voor mij is dat gegeven slechts een situering, een decor. Ik heb de afgelopen uren in het hoofd van iemand geleefd. Een echt iemand, een bedacht iemand, echte vriendinnen, bedachte vriendinnen, ze zijn niet uit elkaar te houden, echt gebeurd, gedroomd, alles is homogeen. Ik leefde in het hoofd van een groot verteller, iemand die je iets toevertrouwt dat hij aan niemand anders zal vertellen.

Het boek is oorspronkelijk in het Spaans geschreven maar geen moment had ik het gevoel een vertaald boek te lezen, zoals me te vaak overkomt. Het Nederlands is zo natuurlijk dat ik af en toe me geen rekenschap gaf of ik in het Nederlands of  het Spaans dacht terwijl ik rondliep in Maipú.

‘Manieren om naar huis terug te keren’, van Alejandro Zambra, prachtig vertaald door Luc de Rooy, een van de schatgravers van Uitgeverij Karaat.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Cees Nooteboom blogt

Cees Nooteboom wordt buiten ons land door het verwende lezerspubliek, de belangrijke uitgeverijen en veel grote Europese schrijvers van dit moment in één adem genoemd met grote schrijvers als Calvino, Borges, Nabokov. Het lezerspubliek en de uitgevers hebben het goed gezien, daar in Duitsland, Engeland, Spanje, Frankrijk, Italië, Polen, Japan, Korea en China en in Zuid-Amerika waar telkens weer nieuw en oud werk van hem vertaald en gepubliceerd wordt in prachtig verzorgde uitgaven. Hun maatstaf is eenvoudig: zij zoeken de wereld rond op hoog niveau naar de juiste combinatie van originaliteit, diepzinnigheid en bovenal: vertelkunst – en dat vinden ze bij een happy few onder wie Cees Nooteboom. Van welke Nederlandse schrijver komt een belangrijk nieuw boek nog eerder uit in Duitsland dan bij hem thuis, in de taal waarin hij het schreef?

Welke Nederlandse schrijver wordt op de Italiaanse TV geinterviewd over een net verschenen vertaling van gebundeld vroeger werk? Het heet Il suono del suo nome, Viaggi nel mondo islamico. Die interviewster was er zo snel bij dat zij hem dat prachtige boek ter hand kon stellen voordat zijn Italiaanse uitgever daartoe de kans kreeg. Van welke Nederlandse schrijver wordt kort na het verschijnen van zijn Engelse vertaling, zoals net gebeurd is met Nooteboom’s The foxes come at night, dat boek na lovende recensies in extenso, in wekelijkse  afleveringen, prachtig voorgelezen in het beroemde programma ‘Off the Shelf” van de BBC? In het buitenland zit men op Nooteboom te wachten.

Ik zwaai als lezer en bibliofiel De Bezige Bij dan ook de hoogste lof toe om de werkelijk prachtige wijze waarop zij Nooteboom’s werk opnieuw hebben uitgegeven toen hij hun gelederen kwam versterken en omdat ze op die weg zijn voortgegaan. Klasse.

De directe aanleiding voor deze hulde: Cees Nooteboom’s Brieven aan Poseidon. Nooteboom schrijft en vertelt. Indringend. Origineel. Boeiend. Erudiet bovendien, maar op een zodanige manier dat iedereen wil luisteren. Op de eerste pagina vertelt hij hoe hij tot het boek is gekomen. Zo van ‘ik zag iets, er schoot me iets te binnen, dat deed me weer denken aan, toen zag ik toevallig, een inval, een toeval.

In februari 2008 koopt Nooteboom in München Die Vier Jahreszeiten van Sándor Márai, een verzameling korte reflecterende stukjes. Márai, de romancier van wereldformaat die als zodanig pas na zijn dood doorbrak, tot verbazing van zijn Hongaarse vrienden en critici, die hem zagen als een goed reis- en dagboekschrijver. Hij gaat met dat boek op een terras van een visrestaurant zitten en leest.Voelt verwantschap met die Hongaar die zijn tijd doorbracht met kijken en lezen, reizen en schrijven. Het brengt hem op een idee en terwijl hij piekert hoe hij aan iets dergelijks een vorm zou kunnen geven, valt zijn oog op een papieren servetje. Daarop staat in blauw gedrukt de naam Poseidon, compleet met watergod en drietand. Dat moet een teken uit zee zijn. Aan de slag. Hij gaat brieven schrijven aan Poseidon.

Het werden er tweeëntwintig, met daartussen korte observaties, zodat het boek bestaat uit een serie van 74 stukjes. Het leest als een blog. Ideaal om ook als e-book te worden uitgeven en op die manier een nieuw publiek kennis te laten maken met Nooteboom.

In de Brieven aan Poseidon voelen we een bijna lijfelijke aanwezigheid van Nooteboom. Hij is bij je op bezoek en komt over zoals hij is. Het hele boek ademt die vertrouwelijkheid. Het was even wennen met die brieven, schrijft hij aan Poseidon: ‘Hoe schrijf je aan een God?’

In de eerste brief, geschreven op het eiland waar Nooteboom in de zomer verkeert, maakt hij contact met de zeegod, aborder noem ik dat even, aanklampen, een mooie Franse term als je een zeegod aanschiet. Hij schrijft dat hij van plan is regelmatig te schrijven over de dingen die hij leest, ziet en denkt en stelt alvast een paar nieuwsgierige vragen. Hij vermoedt dat hij hooguit antwoord zal krijgen op het strand van zijn eiland, in de vorm van een schelp, of van wat de Engelsen zo mooi noemen flotsam & jetsam. Maar hij weet dat niet zeker. Hij vraagt Poseidon ook of hij, mens, volgend jaar weer op zijn eiland mag terugkomen. Direct op die eerste brief volgt een stukje over een man die met zijn vrouw mocht trouwen na haar dood, want zij hadden daarvoor twintig jaar samengeleefd. Om haar dicht bij zich te voelen in de Mairie had hij haar hoed meegenomen. Zo zit het boek dus in elkaar, in een onderhoudende opeenvolging van brieven, gedachten en observaties.

In de tweede brief ondervraagt hij Poseidon nieuwsgierig over hoe hij mensen ziet, als god zijnde. In een latere brief vraagt hij aan Poseidon of hij mensen kent die over hem geschreven hebben, zoals Kafka, Homerus en Ovidius. Een paar observatie-fragmenten daarna of de zeegod die Ene kent, de Allerhoogste, waarover alles tot ons mensen gekomen is in Het Boek. En passant heeft de flaneur Nooteboom het over van alles wat hem eens is overkomen of opgevallen. Zoals over dat schilderij in Berlijn, Neptunus en Amphitrite van Peter Paul Rubens, waarvoor in 1936 een magere jonge man stond die het toneelstuk ‘Wachten op Godot’ zou schrijven.

Het is een verrukkelijk boek, origineel, geestig en diepzinnig. Zoals we dat gewend zijn van deze auteur die, beter dan wie ook, achter de kleine de grote dingen kan zien.

In Duitse vertaling (wederom door Helga van Beuningen) is het boek er al. Bij De Bezige Bij komt het boek uit op 4 oktober 2012, tevens als e-book. Sta ervoor in de rij alsof het de nieuwe iPhone is.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Boeken: van het een het ander

Het is bij mij thuis net zo’n levendige boel als in een longhouse in Borneo. Ik heb inwonende vrienden. Ze wonen in lange rijen naast elkaar. Die vrienden zijn bij me ingetrokken door tips, nieuwsgierigheid en het toeval. ‘Toeval? Iets valt je toe. Le beau Hasard. Dat Franse woord komt van een Arabisch woord voor dobbelsteen’, zei de schrijver F.C. Terborgh. Van het een kwam het ander.

Ziehier een voorbeeld van  een van  de vele vriendenkettingen die mijn boekenkasten  zijn komen bevolken. Een zoon  attendeert me op De omweg naar Santiago van Cees Nooteboom. Dat boek boeit me zo, dat we langs zijn plekjes in Castilla en León gaan zwerven. Voordat we vertrekken, ga ik mijn Spaans verversen bij de vrouwen van Molinos de Viento in Amsterdam. Een Uruguayaanse laat me hardop korte verhalen van Borges lezen. Liefde op het eerste gezicht voor blinde Borges. Terug uit Spanje lees ik Nootebooms Rituelen en daarin stuit ik op Duizend Kraanvogels van Yasunari Kawabata. In de ban van allebei. Ik lees alles van sensei Nooteboom en blijf hem volgen.Vervolgens alles van sensei Kawabata en van een paar andere Japanners. In mijn hoofd door Nippon reizend kom ik Robert van Gulik tegen. Dus lees ik al zijn boeken, rechter Tie incluis. Toevallig ziet een andere zoon bij een antiquaar een boekje van F.C.Terborgh liggen. Hij bladert, het intrigeert hem, hij koopt het. Hij vindt dat ik het ook moet lezen. Dat boekje heeft tot gevolg dat ik FCT’s hele oeuvre lees. Door een gelukkig toeval krijg ik de kans om zijn persoonlijke mnemotechnische aantekeningen van 1932 tot 1948 in manuscript te ontcijferen. Wat een kriebelschrift, quelle patte de mouche. Hoezo Frans?

Diezelfde zoon gaat naar Frankrijk en trouwt met een Française. Hij verwerft zelfs de Franse nationaliteit. Er wonen nu 450 Fransen bij mij in. Van de weeromstuit luistert mijn vrouw de hele dag naar France Inter. Antèr, zegt ze. An met neusklank. Dan trouwt mijn andere zoon, die van Nooteboom, met een Italiaanse. Blijf me volgen. Zij regelt dat we een paar dagen in Venetië verblijven.We gaan per vaporetto naar het  kerkhofeiland  San Michele, want ik wil graag de dichter Joseph Brodsky bezoeken. Doolhof. We volgen pijltjes richting Russisch- Orthodox, Strawinsky en Diaghilev. Die plek blijkt aan de andere kant van het eiland te liggen. Ter plaatse is het graf van Joseph Brodsky moeilijk te vinden. Een jonge vrouw, een meisje nog, zoekt het ook. Ze komt er helemaal voor uit México. Zij wil er over gaan schrijven. Ik spreek Spaans met haar. Nu zijn er ook twee Mexicaanse vrienden komen inwonen  en er wordt dagelijks Kahlua gedronken. ‘Hoe komt dat nu weer?’ Luister. Het verhaal over de zoektocht van dat meisje staat als eerste essay in haar debuut, Papeles Falsos (Sextopiso, 2010). Zij heet Valeria Luiselli (1983). Ik denk dat ze de wereld gaat veroveren. In 2011 kwam ze uit met een roman, Los Ingrávidos (De gewichtslozen). Meteen gelezen. Prachtig en verbluffend. Op 15 september komt Papeles Falsos in Nederland uit onder de titel Valse papieren, bij Uitgeverij Karaat, voorwoord van Cees Nooteboom. Los Ingrávidos is in het Engels vertaald onder de titel Faces in the Crowd (Granta Books, mei 2012). Super. Bestellen!

Joseph Brodsky rust tevens dicht bij mij thuis. In TUMBAS van Cees Nooteboom met foto’s van Simone Sassen. Prachtig boek over graven van dichters en schrijvers. Daarin ziet u Joseph liggen onder twee verschillende gedenktekens. Bij het plaatsen van het eerste was iemand zijn identiteit vergeten. Het werd spoedig vervangen. Shalom Brodsky, ik kom vanmiddag weer bij je langs. Even bijkomen. Van al die vrienden. Van France Inter, van de radio. Ik denk dat ik een Mexicaanse hond ga kopen. Weet iemand nog wat dat is, een Mexicaanse hond?

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel

Kleine boekenzaken zijn de sigaar

Het gaat niet goed met de middenstand. Supermarkten en kledingzaken uitgezonderd, want men besteedt nog steeds geld aan eten en uiterlijk. Op de drukste dag van de week, de Zondag, zien de straten rond mijn huis zwart van mensen met grote tassen. Het verloop is goed te zien in mijn buurt. Vertrouwde winkels sluiten. De genadeklap is meestal de huur. Die slaat zomaar op met minstens vijftig procent. Ik vernam zelfs een geval van honderd procent. Van de ene op de andere dag. De zaak moet sluiten. Er komt een kledingzaak voor in de plaats.

Vooral boekenzaken zijn de sigaar. Rondom mij, in het centrum van Den Haag, zijn de laatste zeven jaar vijf gerenommeerde boekenzaken vooral altijd gesloten. Dat waren de laatste overlevers want vroeger waren er veel meer. Eigenaars en personeel waren gepassioneerde lezers die je van deskundig advies konden dienen. Er is nu alleen nog een boekenwarenhuis waar niemand iets weet. Behalve het tellen van 1 tot 10, hetgeen op witte bordjes te zien is. Bril is niet nodig. Die bordjes staan op een lange tafel met stapels ingenaaid papier. Wat zich in de kasten langs de wand verbergt is alleen te doorgronden per computer. Als je aan een levend wezen iets vraagt wat met een boek te maken heeft komt er steevast een weervraag: ‘wat is het ISBN nummer?’  Pas trad ik het warenhuis binnen. In de verte zat een auteur uit eigen werk voor te lezen. Zij kon zich moeilijk verstaanbaar maken want het cijferlezende publiek liep luid pratend om de tafel heen, waaraan zich slechts vijf aanhangers bevonden. Ik kende de auteur niet van gezicht dus ik vroeg aan een personeelslid wie zij was. ‘Weet ik ook niet meneer’, kreeg ik tot antwoord en daar bleef het bij.

Triest. Vooral als men bedenkt dat in 1954 bij het 150-jarig bestaan van de bloeiende plaatselijke boekhandelaars-vereeniging lezingen werden gegeven door  beroemdheden. Arnold Toynbee. Albert Camus, die zich door dit bezoek aan Nederland liet inspireren tot de situering van zijn roman La Chute. Hij sprak deze boekhandelaars toe met als onderwerp L’Artiste et son Temps. Over zijn ruzie met  de kring van Sartre. Dat was andere koek dan het nummeren van de hype of the day.

Wat beter loopt dan ooit is de verkoop van sigaren. Vooral de exclusieve havannas. In de winkel waar ik mijn Franse kranten koop maak ik het allemaal mee. Heren gaan een geheimzinnig klimaatkamertje binnen. Komen terug met de voorraad voor de komende paar weken. Mooie kisten, die ze dankbaar op de toonbank zetten om er met liefde een fortuin voor te betalen. Upmann Royal Robusto. Cohiba Lanceros. Cuaba Diademas. Met op de zijkant van elke kist een vrolijke uitroep: ROKEN IS DODELIJK!

Om die lezers onder jullie op te monteren die van Count Basie houden en groot werden met het idee dat roken gezond en rustgevend is en dat het roken van Cubaanse sigaren tot effectief leiderschap leidt, neem ik je even naar de Board Room, naar de goede oude tijd toen De Baas nog niet gehinderd werd door overleg met boekhouders of ondernemingsraden. Geluid aan!

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel