Een tijdsbeeld. 1933, slechts tachtig jaar geleden. De economische wereldcrisis duurt voort, in Duitsland is Hitler net aan de macht gekomen. Het leven van een jonge diplomaat in Spanje.
Madrid is in de zomer smoorheet, airconditioning bestond destijds niet, dus een groot deel van de Spaanse Regering verhuisde jaarlijks van 1 juli tot 1 october naar San Sebastian aan de Atlantische kust. Zo ook hun Ministerie van Buitenlandse Zaken. Van de buitenlandse diplomatieke vertegenwoordigingen werd verwacht dat ze zouden mee verhuizen.
De diplomaten gaven daar hun eigen uitleg aan. De meesten zorgden ervoor dat ze in San Sebastian een kantoortje hadden in de vorm van een hotelkamer, waar ze een paar uur per dag zaken konden afhandelen, maar ze gingen in pension net over de grens met Frankrijk, in Saint-Jean-de-Luz. Daar waren moderne luxe hotels en restaurants, een casino in La Pergola, chique modezaken, een prachtig strand aan een beschutte baai, uitvalswegen in alle richtingen, zoals naar de lage Pyreneeën, bossen, golfcourses en natuurlijk naar andere mondaine badplaatsen zoals Biarritz, iets ten noorden.
‘s Avonds was de Bar Basque het trefpunt waar diplomaten hun informatie uitwisselden. Zij huurden meestal voor drie maanden kamers, in grote baskisch uitziende villa’s met namen als Villa Mauresque of Villa Hélios – of in kleine hotels zoals Guerníka, gerund door een Engelsman, een zekere Simpson, voormalig geheim agent. Hij kon voortreffelijk koken, dus men ging ook naar hem toe ‘pour la bonne bouffe’, als variatie op de dure restaurants. In Saint-Jean-de-Luz kwamen ook bemiddelde zomergasten uit Parijs.
De vrouwen en kinderen kwamen vooruit, de mannen volgden in Augustus. De meeste logeergasten kwamen elk jaar terug en vonden dan bekende gezichten. Ook het echtpaar Flaes had zulke vaste kennissen, waaronder Mme Vérépayeff, een zigeunerachtige roodharige Russin met haar zoontje Auguste en een Mme Zoebisch, een Parisienne. Op de volgende foto flankeren zij Marguerite, die blijkbaar net terug komt van het winkelen.
Zij zouden hier elke zomer terugkomen van 1933 tot en met 1938, dus ook ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog. Het zomerse leven in Saint-Jean-de-Luz beviel Terborgh uitstekend. In de zomer van 1933 had hij alle tijd om te lezen, te schrijven en zijn toekomstige tochten door Spanje voor te bereiden. Hij las onder andere La Condition Humaine van Malraux, net verschenen.
Hij verving zes weken de Gezant toen die op verlof was maar daarna, toen zijn vrouw vroegtijdig naar haar moeder in Zwitserland was vertrokken, maakte hij een autotocht door Frankrijk met zijn zus Edith, die in Parijs werkte. Daarna ging hij zelf met verlof, naar zijn moeder in Duitsland en naar zijn echtgenote en schoonmoeder in Zwitserland.
Van Spanje had hij nog steeds niet veel gezien behalve heen en weer tussen Madrid en Saint-Jean-de-Luz en enige dagtochten zoals naar Avila en Toledo. Op de terugweg uit Frankrijk werd in Saint-Jean-de-Luz een hond gekocht die in Noord-Spanje bij een tussenstop verdween, ‘achter Burgos. Mooie nacht, uren gewacht, alleen verder naar Madrid’ (zijn vrouw en een gedienstige in een hotel achterlatend om verder te zoeken) ‘de volgende dag weer teruggegaan, de hond gevonden op het veld, bij km paal 190 met herders gepraat’.
Op 1 november was hij terug in Madrid. Ondanks de zeer slechte wegen had de auto goed gewerkt, behoudens ‘enige mankementen aan de stuurinrichting’ hetgeen blijkbaar niet ongewoon was in die tijd. Hij begon direct met te schrijven, indrukken te noteren en weer uit te rijden:
‘De aanloop gisteren gelukt. Twee bladzijden, dragelijk begin. Overigens prachtig weer: naar buiten gereden, naar Torrelodones. Het lijkt me of ik Spanje nu pas ontdek – althans rustiger bekijk. Prachtige zon en stilte op de weg. Af en toe een schot – dan schreeuwen eksters – dan een zwerm kraaien die de heuvel opvliegen. De kleur van de Sierra is in wezen die van het duinlandschap – alleen steken overal verweerde granietblokken het hoofd op – indruk van verwildering. Guadarrama diepblauw – mooi scherpe contouren in lichtere hemel – om sommige toppen hangt een merkwaardige dichte donzen wolk – lang en smal – de kleur nauwelijks merkbaar naar een blauwachtig paars toe. In de rug prachtig gezicht op de stad in de vlakte bij zonsondergang. De kleuren daar van wijnrood tot paars. Wijd – immens wijd – weer blauwe bergen in het zuidwesten. De lokkende steeneiken in de Sierra. Het pijnbos op de weg terug bijna giftig groen.’
Het eerste jaar van de jonge diplomaat zat er haast op. Nu ging het echte werk beginnen. Daarmee had hij voor: zoveel mogelijk rondreizen en schrijven.
Op de foto’s hieronder ziet men hem in zijn zomerse werkverblijf, links met Mme Zoebisch en rechts met zijn vriend de Deense diplomaat Tage Bull, vergezeld door Mme Vérépayeff.