Le Vin de Paris, van Marcel Aymé. Een bundel pakkende, vaak hilarische verhalen uit 1947. Ik noem er een paar. La bonne peinture. Het smakelijke schilderij. Vlak na de oorlog, wanneer alles nog op de bon is, kijkt een uitgehongerde man naar een schilderij in een etalage en voelt zich opkikkeren. Na een uur kijken voelt hij zelfs dat hij uitstekend gedineerd heeft. Hij komt dagelijks terug. Het blijkt dat de artiest de bijzondere gave heeft om voedzame schilderijen te maken. Men hoeft er maar naar te kijken en men heeft gegeten en gedronken. De galeriehouder krijgt het door, ziet er brood in, na een tijdje breidt hij de business uit, sjieke schilderij-kijk diners worden georganiseerd. Uiteindelijk gaat de regering zich er mee bemoeien en wordt er een ministerie van voedzame-schilderij -productie opgericht.
Een ander verhaal uit dit boek, La Grâce, gaat over een man die in de ogen van de Heer zoveel genade heeft dat hij van Hem een permanent aureool rond zijn hoofd heeft gekregen. De man vindt het genant, hij experimenteert met hoeden om niet op te vallen. Geen succes, de mensen blijven zijn lichtende aureool zien. Dan gaat hij zondigen om het aureool kwijt te raken. Eerst kleine vergrijpen, dan zwaardere, op den duur stort hij zich op de lichte vrouwen, maar tevergeefs, hij blijft genade vinden in de ogen van de Allerhoogste.
Van het beklemmende en komische verhaal La Traversée de Paris, de tocht door Parijs, is een beroemde film gemaakt, met Jean Gabin, Bourvil en Louis de Funès. Twee mannen slepen zich in 1942 van de ene naar de andere kant van Parijs met een geslacht varken in een koffer.
Het is jammer dat le Vin de Paris nooit in het Nederlands is vertaald. Hetzelfde geldt voor zoveel andere legendarische Franse boeken uit de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. Uitgevers zien er geen brood in, vertalen is duur. Sommige bijzondere Franse boekjes die wel vertaald zijn worden niet herdrukt. Al die boeken komen in Frankrijk nog steeds uit, dus er is nog steeds interesse voor bij de generaties van nu.
Exercices de Style, van Raymond Quéneau. Een jonge man staat op het achterbalcon van een Parijse autobus. Hij heeft een zeer lange nek. Rond zijn hoed geen band maar een veter. Mensen stappen uit. De man irriteert de persoon naast hem door op zijn voet te gaan staan. Ruzie. Een kwartier later wordt de jonge man gezien bij het station Saint-Lazare, samen met een vriend, waartegen hij zegt dat hij een extra knoop aan zijn regenjas moet naaien. Hij wijst precies aan waar. Een zot verhaaltje van een pagina.
Waarom is dat boek zo bijzonder? Omdat Queneau het verhaaltje negenennegentig keer vertelt, steeds in een andere stijl. In de vorm van metaforen, op verraste toon, op de wijze van een droom, aarzelend, beledigend, in alle mogelijke werkwoordstijden, in deftige taal, in vulgaire taal, met tussenwerpsels, met uitroeptekens, Javaans accent, Italiaans accent en ga zo maar door. Een kostelijk boek. Zeer leerzaam ook, mocht u uw stijl willen oefenen, zij het in het Nederlands of in het Frans. Dit juweel is ooit in het Nederlands vertaald door Rudy Kousbroek. Het heet “Stijloefeningen’. Zijn vertaling is niet meer te vinden op de tweedehands markt. Waarom wordt het niet herdrukt? Ik ging op zoek via internet en vond dat het gebruikt wordt door Louise Cornelis bij haar schrijfcursussen. Ik las dat het misschien voor de cursus herdrukt zal worden en wellicht ‘uitgebreid’. Een loffelijk initiatief, alhoewel ik vind dat het boek van Queneau moet blijven. Eventuele extra’s los bij te voegen voor cursisten.