Zeven maanden geleden is Dietrich Fischer-Dieskau overleden. Hij werd op een paar dagen na 87 jaar oud. Deze grote zanger is voor mij vooral verbonden met de liederen van Schubert. In mijn discotheek staan dikke dozen met LPs van Deutsche Grammophon van alle Schubert liederen die Dietrich Fischer-Dieskau met piano begeleiding van de ongeëvenaarde Gerald Moore heeft opgenomen in de 1950er en 60er jaren. Dietrich heeft later ook met andere pianisten opgetreden, zoals Jörg Demus en Sviatoslav Richter. In 1978 traden Dietrich en Sviatoslav in Europa op met een Schubert programma, o.a. in La Grange de Meslay bij Tours. Richter organiseerde daar sinds 1964 elke zomer zijn eigen kamermuziekfestival. Dat concert van 1978 in Meslay is ‘live’ opgenomen door Deutsche Grammophon en verscheen in hetzelfde jaar op LP. Onlangs ontdekte ik bij toeval dat er van een gedeelte van de generale repetitie van dit programma een documentaire bestaat. De Bayerisch Rundfunk filmde hen in 1978 in Schloss Ismaning bij München, een groot landhuis dat iets met Napoleon van doen heeft. De twee vrienden zijn bezig in sportieve kleding, in een kamer zonder publiek. Er mocht door een openstaande deur gefilmd worden. Deze opname was in vergetelheid geraakt totdat in 2005, ter ere van Dietrich’s 80e verjaardag Deutsche Grammophon met een ‘Limited Edition’ uitkwam, getiteld ‘An die Musik’. Twee prachtige overzicht CDs met het beste wat Dietrich bij DG op de plaat heeft gezet, plus als bonus een DVD van een half uur, met die repetititie in Schoss Ismaning. Deze ‘Limited Edition’ is nog steeds te koop, voor minder dan 30 euros. Om je lekker te maken is hier van die DVD het lied “Auf der Bruck’. Terwijl een ruiter naar huis galoppeert, zegt hij tegen sein gutes Ross hoe hij lijdt omdat hij al een eeuwigheid, DRIE dagen dus, van zijn lief is gescheiden. Let op de mimiek van Fischer-Dieskau als hij naar zijn voortgalopperende vriend kijkt. Hij denkt: Sviatoslav swingt. Het complete half uur is ook op Youtube te vinden.
Category Archives: Muziek
Liszt in het lijf: Boris Berezovsky en Arcadi Volodos
Waar zit het geheugen? Alleen in de hersens? Ik geloof het niet. Het geheugen zit overal in je lijf. Je voelt, ziet, hoort en ruikt boodschappen met je lijf. Die nieuwtjes worden doorgegeven naar je hersens en keren terug naar je lijf, om er te worden opgeslagen. Je hersens zijn het processing centre. In/out. Hersenen, een lichaamsonderdeel zoals alle andere. Ik heb wel eens gehoord dat men heeft kunnen meten dat het lichaam op gevaar reageert voordat de hersenen er hoogte van krijgen. ‘Onwillekeurige reactie? Wat is dat?’, vraagt deze intuïtieve neuroloog.
Onlangs hoorde en zag ik Boris Berezovsky twee en een half uur lang Liszt spelen, met tot slot de Sonate in B. ‘Hoe is het mogelijk, hij speelt alles uit het hoofd’, zei mijn buurman. Ik schudde het mijne. Een stortvloed van diepe gevoelen komt over ons heen, gedragen door razendsnelle noten in een grote verscheidenheid aan klanken en nuances. Het is voor mij onmogelijk om te geloven dat die stortvloed in real time aangestuurd werd door alleen zijn hersens. Daar is niet voldoende tijd voor. Die muziek zat allang opgeslagen in zijn vingers, zijn polsen, armen, voeten, benen, zenuwen, hersencellen, lichaamscellen, zijn hele lijf, en brak uit. Eruptie.
Boris verbond ons met zijn ziel en met die van de componist. Even waren we overal in tijd en plaats. Alle zielen eventjes collectief. Een directe verbinding componist-pianist-toehoorder. Live. Liszt even niet dood. Tijdens de ovaties kwam de Rus terug, een schuchtere grote kerel met een verlegen jongensachtig gezicht. Met in de hand een klein blaadje notenschrift dat hij op de vleugel zette voor een toegift. Hij zei : ‘Ce petit romance de Rachmaninoff je ne sais pas encore par cœur. Mais je vais le jouer pour vous avec mon cœur’. Een man naar mijn hart. Terwijl je een pianostuk uit je hoofd leert gaat dat de hersens in. Daar ga je er mee aan de slag. Processing. Je vingers en je gevoel. Interactief. Dat proces heet : je maakt het je eigen.
Wanneer het je eigen is geworden dan zit het overal in je lijf, in het rythme centrum dat je hart is. Het proces is van willekeurig onwillekeurig geworden, alles gaat nu van zelf. Je ziel, je zelf dus, zit overal in je lijf. Denk aan Van Lommel’s studie van bijna-dood ervaringen en niet-locaal bewustzijn. Terwijl de hersens even dood zijn neemt het lijf de honneurs waar.
Listz componeerde ook een sonate getiteld ‘Après une lecture de Dante’. De zestien minuten die mijn neurologische inzichten veranderden. In het Concertgebouw hoorde ik die sonate spelen door Arcadi Volodos. Ook een Rus. We kregen af en toe een glimp van de Hemel te horen. Vagevuur en Hel vulden als onweders de grote concertzaal herhaaldelijk tot aan de nok. Het publiek onderging het ontzaglijke noodweer aan het eind lijfelijk, via alle organen.
Volodos speelde hetzelfde programma in de Musikverein te Wenen. Dankzij Sony staat het op CD en DVD. Luister en kijk die zeventien minuten Dante ongejaagd uit, dan weet je wat ik bedoel.
Prokofiev: shinkansen of boerenkar?
Een toccata is een kort stukje heel snelle muziek dat grote virtuositeit van de speler vereist. De meeste toccata’s zijn geschreven voor piano, orgel en viool. Bach, Schumann, Liszt en Prokofiev en anderen schreven Toccatas. Pianisten spelen soms een Toccata om hun vingervlugheid te etaleren. Als showpiece. Niet iedere pianist doet daar aan mee. De grote Sviatoslav Richter was zo iemand. Hij speelde graag de razend moeilijke Sonates van Sergei Prokofiev maar niet diens Toccata. Over die bewuste Toccata ga ik u iets vertellen. Het was een van Prokofiev’s eerste composities, zijn opus 11, daterend van 1912. Hij was toen 21 jaar oud.
Jonge pianisten van nu beschouwen de uitvoeringen door Vladimir Horowitz (1903-1989) en Martha Argerich (1941) als standaard. Voortrazende treinen. Martha had goed naar de trein van Horowitz geluisterd toen ze het nummer op 19 jarige leeftijd op de plaat zette. Hun soortgelijk klinkende uitvoeringen laten ieder 4 minuten 8 seconden voor zich afdrukken. Nu wil het geval dat er een vroege pianorol uitvoering van Proko’s Toccata bestaat die rond 1919 opgenomen werd door de componist zelf. Verbazing bij critici en pianisten. Hier geen voortrazende trein maar een paard en wagen die op de zandweg rijdt. Hobbels en gaten, huj, ho en vort. Op het eind van de rit rijdt de kar een hellinkje af en komt tot stilstand met een boems. Ik vind die uitvoering de mooiste. Intrigerend. Spannend. Geen locomotief maar trekpaard. Sommigen critici beweren dat het komt omdat Proko minder goed kon spelen. Quatsch, hij trok de oude en de nieuwe wereld door als concert pianist. Anderen beweren dat het gehobbel komt door een ongelijkmatige opname of afspeling van de pianorol. Niet in die mate. Pianorollen en pianola’s waren precisiewerk. Ik laat je hieronder een gedateerde uitvoering op pianorol door Prokofiev horen van Rachmaninoff’s Prelude in G-mineur. Je kunt daarbij op Youtube precies zien hoe de pianola en pianorol werken tijdens het afspelen.
Er was iemand die die Toccata meer à la Proko speelde. Emil Gilels. Een groots pianist die, naar zijn eigen gevoel althans, het ongeluk had om tijdgenoot van Sviatoslav Richter te zijn. Ze speelden even goed, in hun eigen persoonlijke stijl. In Moskou en ook buiten Rusland waren en zijn ook nu nog fervente Gilels en even rabiate Richter aanhangers te vinden. Gilels was een jaloerse man, van hem is bijvoorbeeld bekend dat hij razend werd toen in de gang van een conservatorium een klein meisje kwam aangehuppeld aan de hand van haar moeder en hem om een handtekening vroeg met de woorden (in vrije vertaling) :’Youpi, daar is de beroemde Sviatoslav Richter!’ Hij blijft een der allergrootsten. Zijn platen worden nog steeds verkocht.
Beluister de Toccata. Eerst Horowitz en Argerich. Duurt bij hen maar 4 min en 41 seconden.
Dan Proko’s uitvoering.
Dan de uitvoering van Gilels.
Als toegift geef ik ‘Sergei Sergeyvich speelt Sergei Vasilievich’, op pianorol, 1919. PS: Een paar jazz pianisten beschouwden als hun Toccata de A-train van Duke Ellington’s componist en arrangeur Billy Strayhorn. Michel Petrucciani bijvoorbeeld. Dat bewaar ik voor later. Ik verklap nu al dat The Duke himself de boemeltrein nam. Grote componisten hebben niets te bewijzen.
Fiona Monbet is a cat
Voor mij is jazz onlosmakelijk verbonden met haar wortels in bars en danstenten. Met vreugde, humor, drijvende swing en rythmisch meetikkende schoenen. Dansen. Sommige contemporaine jazz is voor mij loodzwaar, het wil zich profileren als een nieuw soort klassieke muziek. Zou het er mee te maken hebben dat de meeste jazz musici van nu het conservatorium hebben doorlopen? Nauwelijks. Bij de avant-garde muziek van Michiel Braam, Benjamin Herman en Anton Goudsmit vind ik die spannende vreugde van de jazz altijd. Ze swingen de pan uit en vermaken hun fans ondanks hun conservatorium diploma’s. Dat soort lui noemen we cats.
In Frankrijk trekken jazz stijlen uit vroeger tijd, waaronder ook de zigeuner jazz, nog steeds volle zalen met bevlogen kinderen en kleinkinderen van de generaties die in de vijftiger jaren achter Sidney Bechet, Claude Luter en Stéphane Grappelli aanliepen. Op het jazz festival in Marciac, bijvoorbeeld. De meest bekende Franse jazz violist van nu heet Didier Lockwood. U kunt hem regelmatig zien op Mezzo. In 2008 lanceerde hij tijdens een concert in Marciac zijn toen 17-jarige leerling, de Frans-Ierse Fiona Monbet. Onthoud die naam. In het stuk dat volgt ploft u midden in haar verhaal. Na een stukje rythme chorus wordt het spannend. De jonge kat gaat een duel aan met haar leermeester. Ze is een buitengewoon talent.
De raconteur Clark Terry
De essentie van literatuur is een goed verhaal en in de muziek is dat niet anders. Of het nu De liefde voor drie sinaasappels’ van Prokofiev is of de standaard blues die steevast begint met zoiets als ‘early one monday morning, he rang me on the te-le-phone’. Alleen een goed verhaal raakt je. Vooral als het pakkend verteld wordt. Een goede zanger, in de jazz of in de klassieke muziek, zoekt vaak één bepaald gezicht in het publiek op en verbeeldt zich dat hij voor die ene persoon zingt.
Ik smaak het genoegen niet meer dan een handdruk of twee verwijderd te zijn van de groten der muzikale aarde. Gemiddeld dan. Het meest intiem ben ik geweest met Clark Terry. Rond 1990 trad hij op in een bruin café in Amsterdam. Hij was in het wit, dat stak mooi af, bij het décor. Ik had op goed geluk een paar van zijn platen meegenomen om te laten signeren. Ik zag hem in een pauze het toilet induiken. Dat was mijn kans. We hebben schouder aan schouder staan plassen. Hij signeerde daarna op zwierige wijze. In zijn handtekening zit een trompetje. Daarna schudden we elkaar de hand. Goed voor mijn gemiddelde.
Kijk en luister hoe Clark Terry (1920) een verhaal vertelt. Met trompet en zonder. Vlak voor het eind van de clip, nadat zijn begeleiding geheel gestopt is (1:54), vertelt hij door op een manier die ik dagelijks voor de spiegel oefen. ‘This is oral literature, man.’ Huh? Waarom moet ik nu even terugdenken aan Johnny the Selfkicker?