‘Toch jammer dat we vandaag de dag niet meer in gala uniform per milord bij een grande dame op bezoek gaan,’ zei ik tegen mijn vriend de kunstschilder. Hij is een man van de wereld en met hem kan ik over die dingen praten. Hij weet dat een milord een rijtuig is dat in de 19e eeuw over de Parijse straten reed als een soort taxi. Ik had net la Cousine Bette gelezen van Honoré de Balzac en ik vertelde hem hoe reeds de eerste alinea van dat boek me had gepakt als het begin van een spannende film.
‘De gele handschoenen van die man!’, zei Peter Peereboom. ‘Heb jij dat boek ook gelezen?’ zei ik, ‘dat is toevallig!’ Hij heeft dan wel veertien jaar in Parijs gewoond en gewerkt maar ik wist nog niet hoe diep hij in de Franse literatuur zat. Ik ga elke Donderdag en Vrijdag bij hem, in de sigarenwinkel De Graaff in de Heulstraat in Den Haag, Le Figaro en Le Monde halen vanwege de literaire supplementen. Over en weer hebben we elkaar dan veel te vertellen, tussen gretige klanten door die hun rantsoen Havana longfillers of hemelse repen Chocolaad komen halen. Het was even rustig in de mooie zaak, hij stak een verse sigaar op. ‘Ik zal het je nog sterker vertellen,’ zei Peter, ‘ik heb jarenlang een paar meter van het huis van die Madame Hulot af gewoond, in de rue de Bellechasse, en ik heb daar iets bijzonders meegemaakt. Iets voor je blog. Luister.
Het gebeurde op een zondagmiddag, een jaar of twintig geleden. Het was net herfst maar toch een beetje warm. Vanuit mijn raam kon ik naar beneden kijken in de ommuurde tuinen van de hôtels particuliers aan de overkant, zo ook in de tuin van de familie de Rothschild. Blijkbaar ging daar die middag een tuinfeest plaatsvinden. Bedienden versierden de bordessen met bloemslingers die ze maakten van takken uit de wingerd en asters uit de tuin. Er speelden vier kinderen. Het leek wel de tijd van de Balzac, de meisjes hadden strohoedjes op met zijden linten in kleuren van de herfst. Andere bedienden waren bezig een lange tafel te dekken, ze droegen fijngesneden gele lederen handschoenen. Door de val van het licht was te zien dat het damast op de tafel van de hoogste kwaliteit was, het bestek van zilver, waarschijnlijk van Puiforcat en de karaffen van Daum kristal.’
Peter staat erom bekend dat zijn verbeeldingskracht niet onderdoet voor de scherpte van zijn ogen.
‘De zon zakte rustig weg, ik had mijn schildersdoek op het chassis gespannen en was van plan een heftige confrontatie aan te gaan met mijn fantasie, vandaar de tubes felle kleuren die ik op mijn tafel had lagen. Het bordes van het Hotel Particulier aan de overkant liep langzaam vol met illustere karakters, de kleine kleurige puntjes op de revers van de mannen verraadden de Legions d’honneur die aan hen waren uitgedeeld. Toen gebeurde het.
Een jonge vrouw maakte zich los uit de menigte genodigden en liep naar de schommel waar een kleintje met haar knieën in de herfstbladeren was gevallen, haar hoedje scheef. Het kind werd net afgevoerd door snel toegeschoten bedienden, toen de jonge vrouw omhoog keek in mijn richting. Ze staarde naar me met een glimlach op een manier die ik maar een andere keer heb meegemaakt. Dat gebeurde toen ik op de Boulevard St. Germain de actrice Isabelle Adjani passeerde.’ Peter bleef even in gedachten verzonken voordat hij verder ging.
‘Het schilderij werd abstract, de middag vorderde en er werden lichten ontstoken aan de overkant. Een drukte van belang, het gezelschap zat aan, de meest wonderlijke gerechten werden opgediend. Weer maakte de vrouw zich los en liep naar dezelfde plaats in de tuin, bij de schommels. De kinderen lagen op bed, vermoed ik. Haar frêle gestalte half aangelicht door de zachte bordes verlichting, keek zij mij lang aan met een indringende blik. Even dacht ik dat ze me zou roepen, want ik had ‘s middags in de tuin bekenden gezien, de buren van de Rotschilds, die ik vaak tegenkwam bij de traiteur. À propos, die buurvrouw was van de Amerikaanse tak van de familie Tolstoi, daarover vertel ik je later wel eens.
Toen het donker werd, ging het feest binnen verder, de ramen waren beslagen, er klonk pianomuziek. Het abstract was gelukt. Ik gaf het de naam: ‘Van haar hield ik een nacht.’
Een week later had ik expositie even verderop, in de rue de Bourgogne. Daar hing ook mijn nieuwe doek. Er kwam een echtpaar binnen, ze keken geïnteresseerd rond. De man was mijn abstract haast voorbij gelopen toen hij stopte, bij het naambordje. Hij bleef maar turen naar die naam. Hij kocht vervolgens impulsief het doek. Zijn vrouw was enthousiast over mijn kleuren en compositie, maar ze verstijfde toen ik haar zei hoe het schilderij heette. Ik zie ze nog de deur uitlopen met dat grote pak. Later hoorde ik van mijn galeriehoudster dat ze gescheiden waren.’
Peter blies een grote wolk heerlijk geurende rook uit en bleef even stil. Hij zei:
‘De winter kwam vroeg dat jaar en legde over de tuinen aan de overkant een mooi wit tapijt. Op de schommels werd niet meer geschommeld. Vaak keek ik naar die tuin, in de hoop haar nog een keer te zien. Ik zag zelfs geen voetstap in de sneeuw. Van haar hield ik een nacht.’
Pas toen ik thuis kwam besefte ik dat mijn krant nog in de sigarenzaak lag.