Cees Nooteboom wordt buiten ons land door het verwende lezerspubliek, de belangrijke uitgeverijen en veel grote Europese schrijvers van dit moment in één adem genoemd met grote schrijvers als Calvino, Borges, Nabokov. Het lezerspubliek en de uitgevers hebben het goed gezien, daar in Duitsland, Engeland, Spanje, Frankrijk, Italië, Polen, Japan, Korea en China en in Zuid-Amerika waar telkens weer nieuw en oud werk van hem vertaald en gepubliceerd wordt in prachtig verzorgde uitgaven. Hun maatstaf is eenvoudig: zij zoeken de wereld rond op hoog niveau naar de juiste combinatie van originaliteit, diepzinnigheid en bovenal: vertelkunst – en dat vinden ze bij een happy few onder wie Cees Nooteboom. Van welke Nederlandse schrijver komt een belangrijk nieuw boek nog eerder uit in Duitsland dan bij hem thuis, in de taal waarin hij het schreef?
Welke Nederlandse schrijver wordt op de Italiaanse TV geinterviewd over een net verschenen vertaling van gebundeld vroeger werk? Het heet Il suono del suo nome, Viaggi nel mondo islamico. Die interviewster was er zo snel bij dat zij hem dat prachtige boek ter hand kon stellen voordat zijn Italiaanse uitgever daartoe de kans kreeg. Van welke Nederlandse schrijver wordt kort na het verschijnen van zijn Engelse vertaling, zoals net gebeurd is met Nooteboom’s The foxes come at night, dat boek na lovende recensies in extenso, in wekelijkse afleveringen, prachtig voorgelezen in het beroemde programma ‘Off the Shelf” van de BBC? In het buitenland zit men op Nooteboom te wachten.
Ik zwaai als lezer en bibliofiel De Bezige Bij dan ook de hoogste lof toe om de werkelijk prachtige wijze waarop zij Nooteboom’s werk opnieuw hebben uitgegeven toen hij hun gelederen kwam versterken en omdat ze op die weg zijn voortgegaan. Klasse.
De directe aanleiding voor deze hulde: Cees Nooteboom’s Brieven aan Poseidon. Nooteboom schrijft en vertelt. Indringend. Origineel. Boeiend. Erudiet bovendien, maar op een zodanige manier dat iedereen wil luisteren. Op de eerste pagina vertelt hij hoe hij tot het boek is gekomen. Zo van ‘ik zag iets, er schoot me iets te binnen, dat deed me weer denken aan, toen zag ik toevallig, een inval, een toeval.
In februari 2008 koopt Nooteboom in München Die Vier Jahreszeiten van Sándor Márai, een verzameling korte reflecterende stukjes. Márai, de romancier van wereldformaat die als zodanig pas na zijn dood doorbrak, tot verbazing van zijn Hongaarse vrienden en critici, die hem zagen als een goed reis- en dagboekschrijver. Hij gaat met dat boek op een terras van een visrestaurant zitten en leest.Voelt verwantschap met die Hongaar die zijn tijd doorbracht met kijken en lezen, reizen en schrijven. Het brengt hem op een idee en terwijl hij piekert hoe hij aan iets dergelijks een vorm zou kunnen geven, valt zijn oog op een papieren servetje. Daarop staat in blauw gedrukt de naam Poseidon, compleet met watergod en drietand. Dat moet een teken uit zee zijn. Aan de slag. Hij gaat brieven schrijven aan Poseidon.
Het werden er tweeëntwintig, met daartussen korte observaties, zodat het boek bestaat uit een serie van 74 stukjes. Het leest als een blog. Ideaal om ook als e-book te worden uitgeven en op die manier een nieuw publiek kennis te laten maken met Nooteboom.
In de Brieven aan Poseidon voelen we een bijna lijfelijke aanwezigheid van Nooteboom. Hij is bij je op bezoek en komt over zoals hij is. Het hele boek ademt die vertrouwelijkheid. Het was even wennen met die brieven, schrijft hij aan Poseidon: ‘Hoe schrijf je aan een God?’
In de eerste brief, geschreven op het eiland waar Nooteboom in de zomer verkeert, maakt hij contact met de zeegod, aborder noem ik dat even, aanklampen, een mooie Franse term als je een zeegod aanschiet. Hij schrijft dat hij van plan is regelmatig te schrijven over de dingen die hij leest, ziet en denkt en stelt alvast een paar nieuwsgierige vragen. Hij vermoedt dat hij hooguit antwoord zal krijgen op het strand van zijn eiland, in de vorm van een schelp, of van wat de Engelsen zo mooi noemen flotsam & jetsam. Maar hij weet dat niet zeker. Hij vraagt Poseidon ook of hij, mens, volgend jaar weer op zijn eiland mag terugkomen. Direct op die eerste brief volgt een stukje over een man die met zijn vrouw mocht trouwen na haar dood, want zij hadden daarvoor twintig jaar samengeleefd. Om haar dicht bij zich te voelen in de Mairie had hij haar hoed meegenomen. Zo zit het boek dus in elkaar, in een onderhoudende opeenvolging van brieven, gedachten en observaties.
In de tweede brief ondervraagt hij Poseidon nieuwsgierig over hoe hij mensen ziet, als god zijnde. In een latere brief vraagt hij aan Poseidon of hij mensen kent die over hem geschreven hebben, zoals Kafka, Homerus en Ovidius. Een paar observatie-fragmenten daarna of de zeegod die Ene kent, de Allerhoogste, waarover alles tot ons mensen gekomen is in Het Boek. En passant heeft de flaneur Nooteboom het over van alles wat hem eens is overkomen of opgevallen. Zoals over dat schilderij in Berlijn, Neptunus en Amphitrite van Peter Paul Rubens, waarvoor in 1936 een magere jonge man stond die het toneelstuk ‘Wachten op Godot’ zou schrijven.
Het is een verrukkelijk boek, origineel, geestig en diepzinnig. Zoals we dat gewend zijn van deze auteur die, beter dan wie ook, achter de kleine de grote dingen kan zien.
In Duitse vertaling (wederom door Helga van Beuningen) is het boek er al. Bij De Bezige Bij komt het boek uit op 4 oktober 2012, tevens als e-book. Sta ervoor in de rij alsof het de nieuwe iPhone is.