De essentie van literatuur is een goed verhaal en in de muziek is dat niet anders. Of het nu De liefde voor drie sinaasappels’ van Prokofiev is of de standaard blues die steevast begint met zoiets als ‘early one monday morning, he rang me on the te-le-phone’. Alleen een goed verhaal raakt je. Vooral als het pakkend verteld wordt. Een goede zanger, in de jazz of in de klassieke muziek, zoekt vaak één bepaald gezicht in het publiek op en verbeeldt zich dat hij voor die ene persoon zingt.
Ik smaak het genoegen niet meer dan een handdruk of twee verwijderd te zijn van de groten der muzikale aarde. Gemiddeld dan. Het meest intiem ben ik geweest met Clark Terry. Rond 1990 trad hij op in een bruin café in Amsterdam. Hij was in het wit, dat stak mooi af, bij het décor. Ik had op goed geluk een paar van zijn platen meegenomen om te laten signeren. Ik zag hem in een pauze het toilet induiken. Dat was mijn kans. We hebben schouder aan schouder staan plassen. Hij signeerde daarna op zwierige wijze. In zijn handtekening zit een trompetje. Daarna schudden we elkaar de hand. Goed voor mijn gemiddelde.
Kijk en luister hoe Clark Terry (1920) een verhaal vertelt. Met trompet en zonder. Vlak voor het eind van de clip, nadat zijn begeleiding geheel gestopt is (1:54), vertelt hij door op een manier die ik dagelijks voor de spiegel oefen. ‘This is oral literature, man.’ Huh? Waarom moet ik nu even terugdenken aan Johnny the Selfkicker?