F.C. Terborgh 11 – zijn eerste gezicht van Peñafiel

Op zondag 25 februari 1934, op de terugweg van Valladolid naar Madrid, reed Terborgh eerst langs Portillo en Cuellar alwaar vervallen kastelen bekeken en gefotografeerd werden met een eenvoudige 6×9 cm camera. Verder rijdende, doemde hoog in de verte het vage beeld op van een enorm kasteel: Peñafiel. Alles ongelofelijk triest – heiige lucht – metaalkleurige tinten. Weer dit merkwaardige gevoel een landschap terug te vinden. Haza – dreigende stad op de heuvel. De weg verloren – eindelijk op Carretera de Francia uitgekomen. Bij zonsondergang nog even Buitrago bekeken.

Terborgh zou in de jaren die volgden nog vaak bij Peñafiel terugkomen. Het gezicht van dit vervallen fort en vooral het gezicht vanaf het nabijgelegen klif van Haza hadden hem geïnspireerd tot het schrijven van zijn meest bekende novelle: Het Gezicht van Peñafiel.

Hij werkte aan dit boek van 120 pagina’s van 1934 tot  1946.  Aanvankelijk veranderde de opzet voortdurend. Hij overlegde soms over de bedoeling en zelfs over de ‘plot’ in gesprekken met vertrouwde vrienden zoals Giacomo Antonini in Parijs en Père Pierre Teilhard de Chardin in Peking.

Het boek verscheen uiteindelijk bij A.A.M. Stols in 1947. Het is een prachtig en spannend verhaal, beklemmend ook en enigszins hermetisch. Vandaag nog steeds zeer de moeite waard om te lezen. Mijns inziens schaart hij zich met dit boek niet in de rijen van Nederlandse schrijvers van zijn tijd maar eerder in die van auteurs zoals als de Fransman Julien Gracq en de Italiaan Dino Buzatti.

Het  boek leverde hem in 1947 zowel onbegrip als lovende kritieken op. Hij schreef daarop in zijn auteursexemplaar een voor hem zeer typerend commentaar:

Op het ‘gezicht’ voorbereid door het volkomen onwerkelijke licht, groenachtig en staalblauw onder een heiig, licht wolkendek, dat niet eens die naam verdiende. Vermoedelijk werd deze beklemmende straalbreking veroorzaakt door stof in de lucht. Soms komt het met stormwind uit Afrika en wordt vele honderden kilometers ver door de lucht gedragen voor het neervalt.

Het ‘gezicht’ echter niet op de toren gehad, maar daarna, toen ik al verder reed, oostelijk, in de richting van de straatweg Burgos-Madrid. Het was op een klif, ten Noorden, aan de linkerhand. Heb het nog willen benaderen, maar de weg leidde er van weg, niet er naar toe. Daarna viel wat regen, slechts kortere tijd. En op de weg naar huis reeds het eerste plan voor een novelle opgevat: Het ‘gezicht’ zoals hier beschreven hield, in de eerste opzet, de zwerver zo sterk bezig dat hij, niet oplettend, op een zwaardere tegenligger inreed, en een noodlottig ongeval aan zijn overpeinzingen een einde maakte. Deze eerste opzet spoedig laten varen.

Overwogen dat ik in de omlijsting van de oorspronkelijke ervaring allerlei andere indrukken kon verwerken, die me sedert lang bezig hielden. – daardoor is geleidelijk aan deze wat zwaartillende Baedeker ontstaan, waarmee menig lezer geen raad weet. Het werk wendt zich tenslotte slechts tot hen die open staan voor gelijke ervaringen.

The happy  few.                 29.II.48.

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel