F.C. Terborgh (19) , een van zijn vele tochten naar Toledo

Op een Zaterdag of Zondag reed Terborgh graag naar Toledo om het landschap onderweg en de stad op zich in te laten werken, en om in zijn vaste restaurant Venta de Aires te gaan eten. Zo ook op een Zondag in October 1935, samen met zijn vrouw. Na terugkomst schreef hij de volgende impressies op:

“Het treft dat in het Spaanse land de dingen zo onmiddellijk in de hemel staan. Terwijl de vlakte onbegrensd en de horizon wijd is, en een boer op een muildier bijvoorbeeld in dat landschap eerder tot een nietig speelgoed zou moeten ineenschrompelen. Niets daarvan; de verklaring lijkt me deze: de vlakte is overal licht gegolfd, geen heuvels maar niveauverschillen, juist voldoende om de werkelijke verre horizon onder de rand van een iets oplopend veld te doen verdwijnen. De einder nadert dan vaak tot 500 meter en minder. Rijdt een boer in dat veld dan staat zijn silhouet in de blauwe hemel, de rand van het veld ter hoogte van de benen van het dier. De onmetelijke vlakte erachter blijft gesuggereerd. De eenzame rijder in het veld maakt de verlatenheid nog groter: het grenzeloze groeit.

De zuilen in het tweede patio van Santa Cruz zijn resten uit de Visigothische koningsburcht. Sommige van deze zuilen vindt men terug in woningen, verder naar beneden naar de Taag toe. Maar men vindt ze ook in de dorpen, zelfs op grotere afstand. Resten uit die tijd uit bouwvallen weggesleept of copieën naar oude voorbeelden, in de loop der eeuwen merkwaardig constant gebleven?

In de benedenstad in het Noorden staat nog een halfopen, halfronde, zware toren in de Arabische vestingmuur, dezelfde constructie, tot in details,  van de Visigotische torens in de muur van Carcassonne, op hun beurt weer op laat Romeinse voorbeelden teruggrijpend. De toren in Toledo zal zeker nog een rest zijn van Visigotische vestingwerken, later hersteld, van een mudejar raam voorzien, en opgenomen in de arabische muur.

Maar Spanjaarden klampen zich voor de datering aan de Arabische merkmalen vast. Hetzelfde met de Christo de la Luz met een kennelijke heel oude plattegrond. Doorslag voor Spanjaarden geeft slechts een Arabische inscriptie. Van de oude muren veel meer over dan men gemeenlijk aanneemt, maar slechts in de fundamenten.

Het dal van de Taag heeft iets hels – vooral aan de Noordkant – geen foto geeft een juiste indruk – zoals vermoedelijk bij alle werkelijk grootse natuur het geval is. Merkwaardig hoe weinig Spaanse schilders het landschap hebben weergegeven. Zou het te groots voor hen zijn?

In het archeologisch museum platen uit een publicatie gevonden die op vroeg christelijke architectuur betrekking hebben. Er moet in de vorige eeuw dus meer onderzocht zijn dan uit een summier raadplegen van de bibliotheken blijkt. Men is nu bezig het oude hospitaal van Santa Cruz ook verder te herstellen; de ruime donkere ziekenzalen met hun ramen hoog in de muur, die meer aan stallen doen denken dan aan een hospitaal.

Men wil er een gobelin museum van maken en dat zou uitmuntend kunnen worden, al is het licht wat zwak. Ook voor Santa Maria la Blanca wordt gegraven, men weet nog niet wat er voor de dag zal komen. Het werk ligt sedert meer dan een half jaar stil. Er zijn geen middelen meer. Het zou trouwens beter zijn de weinige middelen op nodige restauratie te concentreren. Maar het ligt in hun aard te veel te beginnen.

Buiten de stad op de weg naar het zuiden tussen de cigarrales met een prachtig uitzicht op de stad onze sandwiches gegeten. Later, naar huis rijdende, lagen de twee heuvels rechts van de weg laag in dreigend grijs in de hemel, de ondergaande zon maakte hen tot maanachtige spoken. [cigarral: buitenhuis met boomgaard (Toledo)]

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel