‘Aujourd’hui, maman est morte’ zei de galeriehouder toen ik voor het eerst bij hem naar binnen stapte. ‘Ou peut-être hier, je ne sais pas’, vervolgde ik moeiteloos. Zo’n snelkoppeling maak je niet vaak mee tussen vreemdelingen in eigen land, zelfs niet in het centrum van het internationale Den Haag. Ik had net mijn Monde des Livres gekocht bij de sigarenzaak in de Heulstraat en was bezig nog even een wandeling te maken door het Noordeinde, toen mij in een vitrine een prachtige litho affiche gewaar werd van een vroege Kees van Dongen tentoonstelling.
‘Dit was een van mijn trucs toen ik nog in Frankrijk woonde,’ zei de houder. ‘Ik had daar jarenlang een reclamebureau. De Fransen denken dat de beschaafde wereld ophoudt bij de Maas, ten Noorden waarvan Bataven wonen in dampige moerassen. Ik zei die openingszin van Camus bij eerste kennismaking met een klant. Voor de juiste toonzetting. Even duidelijk maken dat ik verder ben geweest dan Gouda. Overigens, bij het zien van uw krant dacht ik dat u Frans was.’
Blijkbaar is mijn Frans niet accentloos. ‘Liefde voor hun literatuur,’ zei ik.
‘Gouda is een van de enige drie Nederlandse plaatsnamen die ze kennen,’ ging hij verder. ‘Kaas. Ze noemen ons het land van de drie kazen. Zelf hebben ze er vijfhonderd. Voelt u hem? Ook ik houd van hun literatuur, maar hai wat zijn die lui arrogant. Ik heb mijn zaak daar goed verkocht en ben hier met affiches begonnen.’
Op een tafeltje prijkte een opengeslagen uitgave van de Recherche van Proust, geïllustreerd door Kees van Dongen. In drie delen, 77 illustraties.
‘Eens in de maand ga ik met de Thalys naar Parijs,’ zei hij. Oude affiches kopen, in de veiling bij Drouot. Goed dejeuneren. Maar ik zorg dat ik dezelfde avond thuis ben.’ Ik heb de drie delen gekocht. Op het terrasje aan de overkant dronken we een glas wijn, op de goede afloop. Zoals Fransen doen, na een mooie aanschaf.