Het Ei X (12)

Kopnoot van de verhalencurator: De aandachtige en trouwe lezer heeft in aflevering 10 al waargenomen dat het Ei X zich na zijn wedergeboorte voorzag van een naam: Albert Waterhondt. In aflevering 11 besloot hij na zijn toevallige ontmoeting met de heer Jean-Baptiste Clamence om, nadat hij in Leiden zou zijn afgestudeerd, zo spoedig mogelijk via Marseille naar het Verre Oosten te vertrekken. Uit een losse aantekening die ik aantrof tussen zijn manuscript werd mij duidelijk dat hij er geen gras over liet groeien. Hij slaagde in recordtijd cum laude met een scriptie over de vraag of de Franse schrijver Julien Gracq zich voor zijn Rivages des Syrtes nu  wel of niet had laten inspireren door Le Désert des Tartares van Dino Buzzati. Het tweede deel van het manuscript dat hij bij mij achterliet is geschreven in de ‘ik’stijl, in een dagboekachtige en vaak wat fantasierijke vorm. Ik laat nu Albert Waterhondt weer aan het woord.

Door Albert Waterhondt

Marseille, Juli 1956.

Het is warm. Gisteren was het nog warmer. Dat zie ik op de voorpagina van  l’Antenne, een Marseillaanse krant: Chaleur Record, 42,5 C. Ik wandel met mijn zwembroek en een handdoek onder de arm. Ik kom van de kleine maar mooi gelegen Plage des Catalans dat vol uitzicht heeft op het Chateau d’If.  Ik heb geen haast. Ik ben net het punt gepasseerd waar de Canebière uitkomt bij de Vieux Port. Nu baan ik me een weg door Le Panier, het oudste deel van Marseille. Smalle straatjes. Af en toe vang ik een glimp op van de kathedraal. Daar moet ik langs, ik zoek het Bassin de la Joliette, de thuisbasis van de Messageries Maritimes. In de oorlog hebben de Duitsers een groot deel van deze wijk opgeblazen en dat is nog goed te zien.

Er is veel vertier. De Amerikaanse zesde vloot is binnen. In de omgeving van de Vieux Port en de Canebière  wemelt het van de in het wit geklede matrozen. Op zoek naar vrouwen en drank.  Ik loop door een steeg waar het halfdonker is ondanks de felle zon. Overal zijn bars met luifels en neonverlichting. Ik moet me tegen een gevel aandrukken om een langzaam rijdende jeep van de Amerikaanse shore patrol te laten passeren. Een uithangbord trekt mijn aandacht.

Librairie Le Passé Simple, Livres AnciensPropr. S. Perutz.

De deur staat open, ik doe een paar stappen naar binnen.

Achterin een donkere ruimte zit in het licht van een leeslamp een heel klein vrouwtje met stekelharen en lichtgevende blauwe ogen. Ze zit te lezen en een appel te eten. Wanneer ze me hoort, kijkt ze me op van haar boek, springt op en stoot vreemde kreten uit. Ze danst om me heen. Haar ogen flitsen. Ze begint  half zingend te praten.

‘Jij zal me van alles leren.  Lezen, koeien melken, zingen over de apaches, jij gaat over mij waken en me de sombere uren doen vergeten. De lucht wordt blauw, ik wil om het vuur dansen ’s avonds en dan slapen in de melkweg. Ik heb te lang aan de wortels van paardenbloemen geknabbeld, ik heb teveel nachten gehuild. Overdag heb ik teveel met grizzlies en kleine muisjes gespeeld. Daar heb ik genoeg van.’

‘Leren lezen?’ Ik zeg maar wat, om mijn verbazing te camoufleren.

Het hele hol is vol boeken. Aan de wanden, op het meubilair, op de vloer, overal boeken.

‘Ja. Je moet me weer leren lezen. Ooit heb ik kunnen lezen. Deze boeken zijn mijn vrienden, maar ik kom niet meer aan ze toe. Ik heb het te druk met boeken verkopen. Toch  komen er steeds meer boeken bij, want ik kan ze uit de bomen schudden. Boeken zijn voor mij te verleidelijk, ik kan het schudden niet laten. Er vallen er veel meer dan ik kan verkopen. Ik heet Sarah. Hoe heet jij?’

‘Ik heet Albert Waterhondt’

‘Waar kom je vandaan?’

‘Uit de Landen van Herwaarts over’, les Pays de Par-Deça, wij vielen ooit onder de hertog van Bourgondië, we zijn nog steeds tweetalig, net zoals de Belgen. Wist je dat? ‘

‘Natuurlijk weet ik dat. Toch is jouw Frans is wat approximatif.’

‘Ik ga op reis’, zeg ik.

‘Waarheen?’

‘Naar Japan. Per boot. Morgen ga ik naar het kantoor van de Messageries Maritimes aan de Place Sadi Carnot hier vlakbij, om mijn boeking te bevestigen. Ik ben nu op weg naar de haven, om alvast naar de boot te kijken. Ik kan niet wachten. Ik wil snel weg en  zo lang mogelijk wegblijven, wie weet voor altijd.’

‘JAPAN? Ci Pango?  Fantastisch, daar wil ik ook naar toe, daar sterven de mensen gek en gelukkig! Ik heb altijd al ontdekkingsreizigster of zo willen worden.’

‘Ik heb Frans gestudeerd en wil nu me nu bezig gaan houden met de kunstgeschiedenis van China, Japan en Zuid-oost Azië. Omdat ik het niet uithoud in het land van herwaarts over, heb ik contact gezocht met jullie École Française d’Extrême-Orient in Parijs. Die zochten iemand die goed Engels en Duits leest. Zoals je hoort spreek ik een aardig mondje Frans. Dat approximatieve zal op den duur wel slijten.’

‘Dat denk ik ook’, zegt Sarah, het slijt nu al een beetje.’

‘Ik ben voor onbepaalde tijd in Tokyo geplaatst, bij La Maison Franco-Japonnaise.’

Sarah moet verder met haar werk, ik vervolg mijn weg naar het Bassin de La Joliette, waar ik de boten al uit de verte kan zien liggen’

(wordt vervolgd)

Print Friendly, PDF & Email
Deel dit artikel