Het Ei X, deel 16, slot

 Door Albert Waterhondt

Tokyo, September 1956. Ik geniet van de zon, de mensen, de planten en de bomen in Kokyogaien, het park bij het Keizerlijk paleis. Ik wandel langs de paleisgracht die om het hele complex loopt. Ik zie prachtige karpers, mijn Franse reisboekje zegt dat het er ongeveer driehonderd in deze gracht rondzwemmen.

Ik zie op het gras een zwartharig meisje liggen. Ze ligt te zonnen. Tot mijn verbazing ligt dicht naast haar een  prachtige zwarte zwaan. Hij kijkt speurend in het rond. Alsof hij haar bewaakt. Het meisje  gaat zitten als ze me ziet aankomen. Ze ziet er Europees uit. Ik spreek haar aan in het Engels en zeg dat ik Albert Waterhond heet.

De zwaan vindt mij teveel en laat zich in het water glijden.

Het meisje  stelt zich ook voor. “Leda”, zegt ze, “je hoeft geen Engels te praten, ik ben Nederlandse.” Ze vraagt me wat ik hier doe. “Ik werk hier bij de Maison Franco-Japonnaise”, zeg ik en vraag waarom zij in Tokyo is.

“Ik heb de zwarte band met judo”, zegt ze. “Ik ben hier om de vierde dan te halen. In de beroemde Kodokan dojo. Ik heb van kind af aan Dick Bos boekjes gelezen en  toen stond mijn toekomst voor mij vast. Ik wil mijn eigen dojo beginnen. Alleen, ik heb plotseling een probleem. Ik voel me hondsmisselijk en ik ben al meer dan twee maanden over tijd. Ik ben op zoek naar een dokter die me kan verstaan. Spreek jij soms Japans?”

“Nee, maar ik wil wel met je meegaan. Ik zal morgen op het instituut vragen of ze een Japanse dokter kennen die Frans of zo spreekt. Heb je een vriend? Je bent natuurlijk in verwachting.”

“Wat denk je wel van mij ! Ik  laat me door geen man aanraken. Er  is iets vreemds  met mij aan de hand, ik ben altijd precies op tijd. Vind je die zwaan niet mooi? Prachtig, dat zwart. Ik vind hem net een ninja. Hij laat toe dat ik hem langs zijn zachte glanzende nek aai. Dat vindt hij lekker en ik  krijg er ook een lekker gevoel van. Soms word ik er zo ontspannen van dat ik ga liggen en naast hem in slaap val. Dan waakt hij over me. Als ik wakker word ligt hij er nog steeds.”

We spreken een tijd af voor de volgende dag, bij la Maison. Als ik wegloop kijk ik af en toe om en zie dat ze langzaam de andere kant oploopt. De zwarte zwaan glijdt achter haar aan.

De volgende dag komen we bij de dokter. K. Ogino staat er op de deur. Hij onderzoekt Leda.

“Gefeliciteerd, U bent in verwachting,”zegt hij. “U had eigenlijk al iets eerder moeten komen want u bent het al drie maanden. Maar wees gerust,  alles is in orde.”

Wanneer we buiten lopen is Leda buiten zich zelf.

“Hoe kan dat? Hoe moet dat met mij?” zegt ze tegen me. “Hoe kan ik een kind combineren met mijn dojo?  Dit is een regelrechte ramp!”

“Ik heb de hele nacht liggen denken,” zeg ik. “Als ik nu eens met jou terugga naar Nederland? Jij runt je sportschool en verdient het geld, en ik zorg voor het kind. Dan kan ik dag in dag uit Franse boeken lezen, mijn tweelingzus heeft een tweede-hands boekenzaak  en die zorgt wel voor de lectuur. Ik heb erg veel leesachterstand in te halen.”

“Wat een meesterlijk idee”, zegt Leda. “Waar woont die zus van je?”

“In Marseille.”

“Lekker rustig,”zegt Leda.

Drie maanden later, wanneer we bezig zijn onze koffers te pakken, zegt Leda:

“Ik sprak vanmorgen in een warenhuis een aardige Japanse mevrouw, die  even ver zwanger bleek te zijn als ik. Ze zei dat ze jaloers was op mijn buik. Die vond ze veel mooier dan de hare, zo  prachtig rond. “Net een ei”, zei ze. Ze zijn hier in de verloskunde erg ver. Ze weet nu al dat ze een zoon gaat krijgen. Hij gaat Tatsu heten, dat betekent draak in het Japans. Men denkt hier dat draken hele sterke watergeesten zijn. Dat vindt ze een mooi oer-idee.”

“Heb jij al eens aan een naam gedacht?” zeg ik.

“Natuurlijk niet,” zegt Leda. “Ik heb geen enkel aanknopingspunt voor wat er in mijn buik zit en waar het van af stamt.”

“Weet je wat?”, zeg ik,  “we noemen het schepsel het Ei X.”

 Einde.

Dietrich en Sviatoslav

Zeven maanden geleden is Dietrich Fischer-Dieskau overleden. Hij werd op een paar dagen na 87 jaar oud. Deze grote zanger is voor mij vooral verbonden met de liederen van Schubert. In mijn discotheek staan dikke dozen met LPs van Deutsche Grammophon van alle Schubert liederen die Dietrich Fischer-Dieskau met piano begeleiding van de ongeëvenaarde Gerald Moore heeft opgenomen in de 1950er en 60er jaren.  Dietrich heeft later ook met andere pianisten opgetreden, zoals Jörg Demus en Sviatoslav Richter. In 1978 traden Dietrich en Sviatoslav in Europa op met een Schubert programma, o.a. in La Grange de Meslay bij Tours. Richter organiseerde daar sinds 1964  elke zomer zijn eigen kamermuziekfestival. Dat concert van 1978  in Meslay is ‘live’ opgenomen door Deutsche Grammophon en verscheen in hetzelfde jaar op LP. Onlangs ontdekte ik bij toeval dat er van een gedeelte van de generale repetitie van dit programma een documentaire bestaat. De Bayerisch Rundfunk filmde hen in 1978 in Schloss Ismaning bij München, een groot landhuis dat iets met Napoleon van doen heeft. De twee vrienden zijn bezig in sportieve kleding, in een kamer zonder publiek. Er mocht door een openstaande  deur gefilmd worden. Deze opname was in vergetelheid geraakt totdat in 2005, ter ere van Dietrich’s 80e verjaardag Deutsche Grammophon met een ‘Limited Edition’ uitkwam, getiteld ‘An die Musik’. Twee prachtige overzicht CDs met het beste wat Dietrich bij DG op de plaat heeft gezet, plus als bonus een DVD van een half uur, met die repetititie in Schoss Ismaning. Deze ‘Limited Edition’ is nog steeds te koop, voor minder dan 30 euros. Om je lekker te maken is hier van die DVD het lied “Auf der Bruck’. Terwijl een ruiter naar huis galoppeert, zegt hij tegen sein gutes Ross hoe hij lijdt omdat hij al een eeuwigheid, DRIE dagen dus, van zijn lief is gescheiden.  Let op de mimiek van Fischer-Dieskau als hij naar zijn voortgalopperende vriend kijkt. Hij denkt: Sviatoslav swingt. Het complete half uur is ook op Youtube te vinden.

Nigeria 1972 (5): Stille getuigen

Vanuit het kamp in de Delta kon je je af en toe inschrijven voor een weekend in het binnenland. Daar stond langs een feeëriek riviertje, de Ethiope River, een oud houten plantershuis.  Er waren een paar bedienden in witte gesteven jasjes die ze in Indië jasje toetoep noemden. Het gaf een enigszins koloniaal idee. Zij verzorgden het ontbijt en een paar eenvoudige maaltijden. Om het koloniale effect te verhogen, sliep je onder een klamboe.

De tocht erheen was al avontuurlijk. Een paar uur over een hobbelige rode zandsteen weg, heuvel op, heuvel af. In de dalen altijd een smal riviertje met een klein betonnen bruggetje. Daar maakte ik kennis met een andere nationale tak van sport: kijken wie het eerst over het bruggetje komt. Op het bruggetje was slechts plaats voor één passerende auto, vandaar.  Met donderende vaart kwam een mammy wagon op je af , vanaf de tegenoverliggende heuvel. Mocht jij eventueel als eerste beneden zijn, dan stopte de ander gewoon in de steile berm, op het allerlaatste moment, big smile, thumbs up. Ik, hartkloppingen. Het waren gelukkig hele rustige weekends. Uitslapen. Toch kwam de bediende ’s avonds even bescheiden op de deur kloppen, met de vraag: “At what time shall I knock you, Sir?”

Bij die smalle slingerende Ethiope River kwam ik eens in aanraking met de slavenhandel van een eeuw of twee geleden. Bij een aanlegplaats, diep onder het kristalheldere water, zag ik een enorme berg donkere flessen liggen. Mijn vrouw heeft er tien van opgedoken. Het kostte haar wel een bloedneus, want het water was een meter of vier, vijf diep. Vierkante slanke hoge zwarte glazen flessen, van onderen smal maar naar omhoog verlopend naar brede schouders. De namen van de stokerijen in het glas geperst in grote letters. Hoytema & Co. Culemborg, v. Marken & Co., A.C.A. Nolet Schiedam, African, Boll & Dunlop Rotterdam. Hollandse jenever. Stille getuigen? Negentiende eeuwse flessen. Was hier ooit een slavenhaalstation?

Nog vandaag  kan je bij Nigeriaanse drogisten die flessen in miniatuur kopen, keurig verpakt een een doosje, met de aanduiding elixir of medicinal compound en kleurige reclames. De magische aantrekkingskracht van jenever is nog steeds aanwezig.

Saint or sinner

Tom had a smile on his face even then
a saintly smile
that said he would be leaving us behind—
he was ambitious
he mixed up the skandas and the hindrances
threw in some Noble Truths of his own
and became a holy man in a white robe
with a crimson chasuble
on a Caribbean island
with hundreds of followers
a web site, a landing strip, a temple painted white
and a team of lawyers
also dressed in white
to handle charges
brought by former devotees
of assault and battery, false imprisonment
intentional infliction of emotional distress
and fraud

whenever we tried to contact him
our old school friend Tom
(now known as Rub-A-Dub-Dub)
we were told politely but firmly
that he would answer questions
if they were put in writing
and when I wrote telling him to knock it off
he sent me a membership application form
with pictures of him sitting in his earthly paradise
before a meditation class
of young women in swimsuits

his legal cases were settled with cash payments
and confidentiality agreements
and although some say
he deserved a worse fate
for deserting his friends
Tom Smith died in his bed under a mosquito net
surrounded by young admirers
at the ripe age of seventy six

Stuart Dodds

Een goede morgen begint met Morning Hair

Wanneer ik wakker word kijk ik deze dame in haar ogen en vraag mij af wat ze de afgelopen nacht heeft meegemaakt. Deze Japanse prent heet “Morning Hair’ en werd gemaakt door Torii Kotondo (1900-1976). Nadat de artiest de eerste vijftig afdrukken had gemaakt vond de toenmalige Japanse ‘thought police’ de prent zo suggestief dat ze hem dwongen het afdrukken te stoppen.Voor de goede orde trokken de gedachtesmerissen over de volle hoogte van het houtblok een kaarsrechte diepe kerf. Japans perfectionisme. Ik ken iemand die behalve de eerste van die vijftig prints ook dat houtblok heeft, compleet met een afdruk met kerf.

Goedemorgen, lezers van mijn blog die nog maar twee maanden bestaat. Samen met deze Japanse maiden probeer ik het u makkelijk te maken. Als u me op Twitter of Facebook volgt, ziet u mijn artikelen vanzelf komen. Toch zou het fijn zijn als u af en toe op de hele blogsite gaat kijken. Die heb ik voor u extra gebruiksvriendelijk gemaakt.

Op de hoofdpagina kunt u de blogs in chronologische volgorde ontspannen afrollen. Alle blogs zijn ook opgeborgen per thema, in de mappen rechtsboven. U kunt ze ook vinden in het afrolvenster rechts, door met het rode lijntje te schuiven en dan op de titel te clicken die u nieuwsgierig maakt. Onder dat venster vindt u informatie, waaronder links naar sites die op een of andere manier iets met mijn vrienden te maken hebben. Tot ziens op mijn blog.

Liszt in het lijf: Boris Berezovsky en Arcadi Volodos

Waar zit het geheugen? Alleen in de hersens? Ik geloof het niet. Het geheugen zit overal in je lijf. Je voelt, ziet, hoort en ruikt boodschappen met je lijf. Die nieuwtjes worden doorgegeven naar je hersens en keren terug naar je lijf, om er te worden opgeslagen. Je hersens zijn het processing centre. In/out. Hersenen, een lichaamsonderdeel zoals alle andere. Ik heb wel eens gehoord dat men heeft kunnen meten dat het lichaam op gevaar reageert voordat de hersenen er hoogte van krijgen. ‘Onwillekeurige reactie? Wat is dat?’, vraagt deze intuïtieve neuroloog.

Onlangs hoorde en zag ik Boris Berezovsky twee en een half uur lang Liszt spelen, met tot slot de Sonate in B. ‘Hoe is het mogelijk, hij speelt alles uit het hoofd’, zei mijn buurman. Ik schudde het mijne. Een stortvloed van diepe gevoelen komt over ons heen, gedragen door razendsnelle noten in een grote verscheidenheid aan klanken en nuances. Het is voor mij onmogelijk om te geloven dat die stortvloed in real time aangestuurd werd door alleen zijn hersens. Daar is niet voldoende tijd voor. Die muziek zat allang opgeslagen in zijn vingers, zijn polsen, armen, voeten, benen, zenuwen, hersencellen, lichaamscellen, zijn hele lijf, en brak uit. Eruptie.

Boris verbond ons met zijn ziel en met die van de componist. Even waren we overal in tijd en plaats. Alle zielen eventjes collectief. Een directe verbinding componist-pianist-toehoorder. Live. Liszt even niet dood. Tijdens de ovaties kwam de Rus terug, een schuchtere grote kerel met een verlegen jongensachtig gezicht. Met in de hand een klein blaadje notenschrift dat hij op de vleugel zette voor een toegift. Hij zei : ‘Ce petit romance de Rachmaninoff je ne sais pas encore par cœur. Mais je vais le jouer pour vous avec mon cœur’. Een man naar mijn hart. Terwijl je een pianostuk uit je hoofd leert gaat dat de hersens in. Daar ga je er mee aan de slag. Processing. Je vingers en je gevoel. Interactief. Dat proces heet : je maakt het je eigen.

Wanneer het je eigen is geworden dan zit het overal in je lijf, in het rythme centrum dat je hart is. Het proces is van willekeurig onwillekeurig geworden, alles gaat nu van zelf. Je ziel, je zelf dus, zit overal in je lijf. Denk aan Van Lommel’s studie van bijna-dood ervaringen en niet-locaal bewustzijn. Terwijl de hersens even dood zijn neemt het lijf de honneurs waar.
Listz componeerde ook een sonate getiteld ‘Après une lecture de Dante’. De zestien minuten die mijn neurologische inzichten veranderden. In het Concertgebouw hoorde ik die sonate spelen door Arcadi Volodos. Ook een Rus. We kregen af en toe een glimp van de Hemel te horen. Vagevuur en Hel vulden als onweders de grote concertzaal herhaaldelijk tot aan de nok. Het publiek onderging het ontzaglijke noodweer aan het eind lijfelijk, via alle organen.

Volodos speelde hetzelfde programma in de Musikverein te Wenen. Dankzij Sony staat het op CD en DVD.  Luister en kijk die zeventien minuten Dante ongejaagd uit, dan weet je wat ik bedoel.

M&M&M : La Melba, la Madeleine et la Montagne.

‘Proust was een neuroscientist’ heet een boek dat ik heb verslonden. Het koekje van Proust staat op de voorkant. Jonah Lehrer, onderzoeksneuroloog, laat zien dat artiesten vroeger instinctief hebben ontdekt hoe onze hersens en neuronen functioneren. Lang voordat de wetenschap zich hiermee ging bemoeien. Van acht voorbeelden spraken de volgende mij het meeste aan.

De beroemde kok Auguste Escoffier (1846-1935) die intuïtief onderzoek deed naar de smaak en daarmee baanbrekende recepten creëerde. Hij ging systematisch op zoek naar de vijfde smaak, door het trekken van bouillons. Tot dan dacht men dat de tong slechts vier smaken herkent: zout, zoet, zuur en bitter. Hij presteerde het om die smaak aan te tonen en te maken alhoewel hij het niet chemisch kon isoleren en synthetiseren. Ongeveer tegelijkertijd zochten Japanners naar hetzelfde langs een andere weg en vonden zoals Escoffier al dacht, dat op de tong afzonderlijke receptoren zitten voor wat zou gaan heten: L-glutamaat. De Japanners noemen het Umami, ‘plezierige smaak’.

De schrijver Marcel Proust (1871-1922) die ons voortoverde dat hij zijn immense geheugen onverwacht activeerde door een koekje, de legendarisch geworden Madeleine, in de lindebloesemthee te dopen. Hetgeen hem bracht tot het bouwen van zijn kathedraal van 4000 paginas, À la recherche du Temps Perdu. Waarin hij ook laat zien hoe het geheugen ons kan bedriegen.

De schilder Paul Cezanne (1839-1906) die zich verdiepte in hoe men ziet en experimenteerde met kleuren, kwaststreken en vlakken. Kijk op Google naar de meer dan 25 schilderijen die hij maakte van Mont Sainte Victoire in de Provence, je kan ze allemaal naast elkaar zien op Images. Wat gebeurt er tussen het netvlies en de hersens? Zien is subjectief.

Het boek geeft kleurrijk en smaakvol veel ‘food for thought’. Proust zou het intrigerend gevonden hebben. In het laatste deel van de Recherche, Le Temps Retrouvé, blikt hij terug naar het ontstaan van zijn kathedraal. Hij verwijst naar Chateaubriand, die meer dan honderd jaar eerder een soortgelijke ervaring had tijdens het beluisteren van een zanglijster in zijn park. Het gezang nam René C. mee terug in de tijd en deed hem besluiten om zijn Mémoires d’Outre-Tombe te schrijven. Zijn monument, ook 4000 pagina’s, is nog steeds zeer de moeite waard . Elk vogeltje zingt zoals…, een koekje van….

De Nederlandse vertaling heet: ‘Proust was een neuroloog’. Op bol.com las ik een nurkse recensie van een Nederlandse neuroloog/psychiater. Hij wijst het boek af met dédain maar vindt het toch boeiend. Laat u niet afleiden. Wedden dat de man nog nooit de vijfde smaak of een Pêche Melba heeft onderkend, dat hij de Recherche niet heeft gelezen en dat hij meer van dammen dan van schilderen houdt? Niet erg. Smaken verschillen. Ik doe nu zelf research en heb ontdekt dat ik een begaafd intuïtief neuroloog ben. U hoort nog van mij.

Wist u dat, in de goede oude tijd van de analoge televisie, men bij Philips Research met behulp van proefpersonen  heeft ontdekt dat een mooier geluid van een TV toestel de kijker het gevoel geeft van een mooier beeld? Logisch, dat is bij vrouwen ook zo. Zoiets begrijp ik nou instinctief.

Prokofiev: shinkansen of boerenkar?

Een toccata is een kort stukje heel snelle muziek dat grote virtuositeit van de speler vereist. De meeste toccata’s zijn geschreven voor piano, orgel en viool. Bach, Schumann, Liszt en Prokofiev en anderen schreven Toccatas. Pianisten spelen soms een Toccata om hun vingervlugheid te etaleren. Als showpiece. Niet iedere pianist doet daar aan mee. De grote Sviatoslav Richter was zo iemand. Hij speelde graag de razend moeilijke Sonates van Sergei Prokofiev maar niet diens Toccata. Over die bewuste Toccata ga ik u iets vertellen. Het was een van Prokofiev’s eerste composities, zijn opus 11, daterend van 1912. Hij was toen 21 jaar oud.

Jonge pianisten van nu beschouwen de uitvoeringen door Vladimir Horowitz (1903-1989) en Martha Argerich (1941) als standaard. Voortrazende treinen. Martha had goed naar de trein van Horowitz geluisterd toen ze het nummer op 19 jarige leeftijd op de plaat zette. Hun soortgelijk klinkende uitvoeringen laten ieder 4 minuten 8 seconden voor zich afdrukken. Nu wil het geval dat er een vroege pianorol uitvoering van Proko’s Toccata bestaat die rond 1919 opgenomen werd door de componist zelf. Verbazing bij critici en pianisten. Hier geen voortrazende trein maar een paard en wagen die op de zandweg rijdt. Hobbels en gaten, huj, ho en vort. Op het eind van de rit rijdt de kar een hellinkje af en komt tot stilstand met een boems. Ik vind die uitvoering de mooiste. Intrigerend. Spannend. Geen locomotief maar trekpaard. Sommigen critici beweren dat het komt omdat Proko minder goed kon spelen. Quatsch, hij trok de oude en de nieuwe wereld door als concert pianist. Anderen beweren dat het gehobbel komt door een ongelijkmatige opname of afspeling van de pianorol. Niet in die mate. Pianorollen en pianola’s waren precisiewerk. Ik laat je hieronder een gedateerde uitvoering op pianorol door Prokofiev horen van Rachmaninoff’s Prelude in G-mineur. Je kunt daarbij op Youtube precies zien hoe de pianola en pianorol werken tijdens het afspelen.

Er was iemand die die Toccata meer à la Proko speelde. Emil Gilels. Een groots pianist die, naar zijn eigen gevoel althans, het ongeluk had om tijdgenoot van Sviatoslav Richter te zijn. Ze speelden even goed, in hun eigen persoonlijke stijl. In Moskou en ook buiten Rusland waren en zijn ook nu nog fervente Gilels en even rabiate Richter aanhangers te vinden. Gilels was een jaloerse man, van hem is bijvoorbeeld bekend dat hij razend werd toen in de gang van een conservatorium een klein meisje kwam aangehuppeld aan de hand van haar moeder en hem om een handtekening vroeg met de woorden (in vrije vertaling) :’Youpi, daar is de beroemde Sviatoslav Richter!’ Hij blijft een der allergrootsten. Zijn platen worden nog steeds verkocht.

Beluister de Toccata. Eerst Horowitz en Argerich. Duurt bij hen maar 4 min en 41 seconden.

Dan Proko’s uitvoering.

Dan de uitvoering van Gilels.

Als toegift geef ik ‘Sergei Sergeyvich speelt Sergei Vasilievich’, op pianorol, 1919. PS: Een paar jazz pianisten beschouwden als hun Toccata de A-train van Duke Ellington’s componist en arrangeur Billy Strayhorn. Michel Petrucciani bijvoorbeeld. Dat bewaar ik voor later. Ik verklap nu al dat The Duke himself de boemeltrein nam. Grote componisten hebben niets te bewijzen.

Tip: Mow’em & Roll’em

Ik had vroeger weinig tijd om verhaaltjes aan mijn kinderen te vertellen. Nu ik die tijd wel heb, hebben zij geen tijd meer om te luisteren want ze zijn in dezelfde situatie als ik vroeger. Daarom blog ik.

Een van mijn zoons, een frisse dertiger, hij die vreest dat hij niet zo’n goed geheugen heeft als ik maar bij de juiste associatie altijd blijkt geeft van een olifantengeheugen, vroeg mij gisteren: ‘ik heb eigenlijk geen tijd maar omdat je zo aandrong heb ik eindelijk je blogs gelezen. Waar haal je dat allemaal vandaan?’ Hij dacht zeker dat mijn ideeën spontaan opborrelen uit mijn onderbewuste, als een moerasgas zoals Godfried Bomans het eens uitdrukte.

Het antwoord dat ik hem gaf was geïnspireerd op dat van een oude tuinman. Ik was eens op cursus in Engeland en stond in het weekend te kijken naar bowling. Dat maffe spel (vond ik toen) van mensen in hagelwitte kleding ontrolde zich op een gemanicuurde bowling green die eruit zag als een splinternieuw biljartlaken.

Ogenschijnlijk een plat horizontaal vlak maar volgens mijn vroegere Engelse lerares Nel Schokking (bijnaam Miss Shocking) gewalst tot een pyramide, de top een paar cm hoger dan aan de randen. Niet te zien als je het niet weet. Als je het weet ook niet. Naast mij stond een Amerikaan, hij zei tegen de oude greenkeeper: ‘wonderful, zoiets ga ik thuis ook aanleggen, heb je nog tips?’

De man trok aan zijn pijp en antwoordde: ‘You mow’em and you roll’em’.

‘Is that all?” vroeg de Amerikaan.

‘Yes’, zei de tuinman, ‘and you keep on doing that for the next 400 years.’

The Queen’s canary

Elk jaar vindt op Trinidad de Carnival Road March plaats. Onderweg stopt de mars af en toe. Dan meten de grootsten der calypsozangers zich met elkaar. Het publiek bemoeit zich ermee. Uiteindelijk wordt de calypso koning van het jaar gekozen. Ik had vroeger  kennissen die dat evenement steeds wilden meemaken en zich van waar ook ter wereld rond Maart naar het eiland begaven, als ze maar even vrij konden nemen.

Toen ik er voor het eerst van hoorde, was ik in de jungle van Colombia, het was in de jaren zestig. Een collega kwam terug uit Trinidad met het laatste nieuws. In die tijd streden Mighty Sparrow en Lord Kitchener vaak om de kroon. Mighty Sparrow  (1934) heeft die tot nu acht keer gewonnen, daarom wordt hij de Monarch genoemd.

Het plaatje van Sparrow dat mijn collega  toen voor me meenam, de eerste calypso die ik ooit hoorde,  is voor mij nog steeds Het voorbeeld. Het lied roert een actueel sociaal probleem aan, in dit geval straatvervuiling en corruptie. Het steekt op goedmoedige wijze de draak met zowel het gezag als met de onderdanen zelf.

Er was toen op Trinidad net een wet uitgevaardigd die het deponeren van vuil in de tuin en op de openbare weg verbood op straffe van zes maanden gevangenisstraf. Mister Moses liep langs de weg met in zijn een ‘een bos rozen’. Hij hurkt langs de stoeprand en verlost zich van het boeket. In de verte ziet hij een politieman aankomen dus hij legt snel zijn hoed erover heen. De politieman ziet zijn haastige gebaar en wil weten wat er onder die hoed zit. ‘The queen’s canary’, zegt Moses, “but I have got it covered undér”. De politieman wordt boos en vraagt waarom hij het beest niet in een kooi heeft. ‘Goeie vraag’, zegt Moses, ‘goed dat je er bent. Let even op die vogel, ik ga een kooi kopen, het beest is uit het paleis weggevlogen, ik ben bang dat hij me ontsnapt want er is een hoge beloning uitgeloofd. Ik ben zo terug.’ Terwijl Moses weg is, komt een  inspecteur er bij en hoort het verhaal. Hoger in rang en belust op de beloning, licht hij de hoed langzaam een stukje op en pakt voorzichtig de kanarie.

‘I broke every bone in its body’, zegt hij. ‘Die verdomde kanarie is dood.’